BEATFM

B

B.T. Express
De funk/disco-groep B.T. Express werd opgericht door Jeff Lane in Brooklyn, New York in de jaren '70. De groep begon in 1972 als de King Davis House Rockers, die zich later de Brooklyn Trucking Express noemen. Als B.T.. Express scoren ze halverwege de jaren ’70 hits met onder andere "Do It (Til You're Satisfied)" (1974) en "Peace Pipe" (1975). Eén van de bandleden (van 1976 tot 1979) is Michael Jones, oftewel Kashif. Na hun hits in de jaren ’70 blijft het even stil rond de groep maar in 1985 heeft B.T. Express nog een bescheiden clubhit met een remix van “Uptown Express” (1985).

Babyface
Kenneth Edmonds werd geboren in 1959 in Indianapolis, begon als tiener al te spelen in lokale R&B bandjes en speelde onder andere in de band van Bootsy Collins waar hij zijn bijnaam Babyface kreeg. Zijn eerste platendeal kreeg hij in 1977 met de funkband Manchild, waarmee hij drie albums opnam. Daarna richt Babyface met zijn partner Antonio "L.A." Reid begin jaren ’80 de urban/funkgroep The Deele op die redelijk succesvolle albums voorbracht. Tegelijkertijd gaan L.A. en Babyface schrijven en produceren voor andere artiesten en scoren daarmee behoorlijke hits met onder andere Pebbles' "Girlfriend" en "Rock Steady" van de Whispers. In 1986 brengt Babyface zijn eerste, weinig succesvolle solo-album “Lovers” uit waar overigens wel heel aardige nummers op staan. In 1989 richten L.A. en Babyface het platenlabel LaFace Records op en brengen daarop diverse hits uit, waaronder Bobby Brown's "Every Little Step," Sheena Easton's "The Lover In Me" en Karyn White's "The Way You Love Me" en "Superwoman".  In 1989 komt het tweede album van Babyface uit getiteld “Tender Lover” dat de platina status krijgt en leidt tot vier hitsingles, waaronder de Amerikaane R&B nummer 1 "It's No Crime" en "Whip Appeal". Ook schrijft Babyface mee aan hits voor Johnny Gill ("My, My, My"), Whitney Houston ("I'm Your Baby Tonight") en Madonna ("Take A Bow"). Maar zijn grootste succes heeft hij met de groep Boyz II Men wiens hitsingle "End Of The Road" in Amerika het langste op de nummer 1 positie stond ooit. Daarnaast werkt hij met grote namen als Celine Dion, Mariah Carey, Gladys Knight, Aretha Franklin, En Vogue en Mary J. Blige. Begin jaren ’90 brengt hij het remix-album “A Closer Look” (1991) uit en twee jaar later “For The Cool In You” met daarop de hit "When Can I See You Again", die hem een Grammy Award oplevert. In 1996 volgt het album “The Day” met de hits “How Come, How Long (een duet met Stevie Wonder) en "Every Time I Close My Eyes" en datzelfde jaar krijgt hij een Grammy Award als producer van Eric Clapton's "Change The World".

Anita Baker
Anita Baker wordt in 1958 geboren in Toledo, Ohio en begint op haar 12e te zingen bij een gospelkoor. Tegen de tijd dat ze 16 jaar oud is heeft ze al bij diverse plaatselijke bandjes gezeten. In 1975 komt ze bij de groep Chapter 8 waarmee ze in 1979 een album opneemt maar daarmee eindigt dan voorlopig haar muziekcarrière. In 1983 neemt Baker uiteindelijk haar solo debuutalbum “The Songstress” op. Drie jaar later volgt “Rapture” die geproduceerd wordt door Michael J. Powell en haar een platina album oplevert en ook een Grammy Award en twee behoorlijke hits, te weten "Caught Up In The Rapture" en "Sweet Love". Een jaar later krijgt ze voor haar gastoptreden op het Winans nummer "Ain't Got No Need To Worry" wederom een Grammy Award. “Giving You The Best That I Got:” is in 1988 haar nieuwe album met als hits “Just Because" en de titeltrack en dat album levert de zangeres zelfs twee Grammy Awards op. Haar derde album is “Compositions” (1990) met daarop een grotere rol voor jazzgeluiden. Na dat album last Anita Baker een opnamepauze in om in 1994 terug te komen met “Rhythm Of Love”. Weer wordt het een tijdje stil, maar in 2003 verschijnt dan “My Everything” en twee jaar later “Christmas Fantasy”.

Arthur Baker
Arthur Baker werd geboren in 1955 in Boston, Massachusetts en was producer and DJ. Hij begon begin jaren ’70 als DJ in Boston, maar als hij in 1981 naar New York verhuist  gaat hij ook zelf platen uitbrengen. Zijn eerste succesvolle single was "Happy Days", die hij uitbracht als North End (1981). Begin jaren ’80 maakt hij ook diverse remixen, in het begin samen met The Latin Rascals. Baker gaat voor Tommy Boy Records werken, waar hij het nummer "Planet Rock" (1982) van Afrika Bambaataa And The Soul Sonic Force produceert. Later volgt Planet Patrol’s "Play At Your Own Risk" (1982). Een jaar later krijgt Arthur Baker bekendheid door zijn remixen van  onder andere Cyndi Lauper's "Girls Just Wanna Have Fun", Bruce Springsteen's "Dancing In The Dark", "Cover Me" en "Born In The U.S.A". Ook brengt hij zelf in 1984 weer de succesvolle single "Breakers' Revenge" uit, die hij opnam voor de film Beat Street. Daarnaast produceert hij muziek voor de Engelse groep New Order ("Confusion" en "Thieves Like Us”) en Little Steven’s anti-apartheid lied "Sun City" en remixed onder andere Hall & Oates’ Out Of Touch". Ook werkt hij eind jaren ’80 werkt hij met Al Green aan de internationale hit "The Message Is Love" en blijft tot op de dag van vandaag actie in de muziekwereld.

Baltimora
Het nummer “Tarzan Boy” van Baltimora is één van de klassiekers van Italo Disco genre. Baltimora was echter geen Italiaan, maar kwam uit Noord-Ierland. Zijn echte naam was Jimmy McShane. Rond zijn 20e jaar verhuisde hij naar Londen, waar hij als professioneel danser aan het werk ging. Daarna week hij uit naar Italië om er als achtergrondzanger aan de slag te gaan. Daar werd hij gevraagd om “Tarzan Boy” in te zingen. Het nummer werd behalve in Europa, ook een nehoorlijke hit in Amerika, mede dankzij het feit dat het werd gebruikt voor diverse filmsoundtracks. In 1995 overleed Jimmy McShane op 38-jarige leeftijd aan de gevolgen van AIDS.

Afrika Bambaataa
Afrika Bambaataa werd in 1960 als Kevin Donovan geboren in de Bronx in New York. Bambataa was eind jaren ’70 een belangrijke schakel in de ontwikkeling van de hip-hop muziek. In zijn jeugd was hij bendeleider, maar een bezoek aan Afrika bracht een volledige ommekeer in zijn leven teweeg eaarna hij zijn naam in Afrika Bambaataa Aasim veranderde. Bambaataa zag in de Zulu-krijgers zijn voorbeeld en besloot zijn op een positieve manier een bijdrage te gaan leveren aan de maatschappij. Hij zette een beweging op die later bekendheid zou krijgen als de Zulu Nation, een groep van maatschappijbewuste rappers, B-boys, graffitikunstenaars en anderen die zich bezig hielden met de hip-hop cultuur. Bambaataa ograniseerde zo eind jaren ’70 zogenaamde ‘block parties’ in de Bronx en werd in dat genre één van de bste DJ’s. In 1980 produceerde hij als eerste muzikale wapenfeit het nummer "Zulu Nation Throwdown" voor Soul Sonic Force.  Twee jaar later verschijnt zijn eerste eigen soloplaat "Jazzy Sensation" en datzelfde jaar verschijnt ook "Planet Rock", een cimbinatie van Kraftwerk's “Trans-Europe Express” en stukjes muziek van Ennio Morricone. Hiermee creëerde hij de zogenaamde “electro funk”. In 1984 volgt de single "Unity" (met James Brown en brengt hij ook onder de naam Time Zone (bekend van “The Wild Style”) en Shango platen uit. “Beware (The Funk Is Everywhere)” (1985) is zijn eerste volledige album en daarna volgt “The Light” waaraan funkgrootheden meewerkten als George Clinton, Bootsy Collins, Boy George en UB40.

Bar-Kays
De Bar-Kays werden in 1966 opgericht en waren in eerste instantie een soul combo van het Stax/Volt label die instrumentale muziek maakten. Hun eerste single "Soul Finger" doet het meteen goed en bezorgt ze een baan als begeleidingsband van Otis Redding. In 1967 raken ze betrokken bij een vliegtuigongeluk waarbij Redding en vier bandleden omkomen. De Bar-Kays blijven echter bestaan en na het faillissement van het Stax/Volt label in 1975 komen ze terug met het funky album “Too Hot To Stop” met daarop de hitsingle "Shake Your Rump To The Funk". Daarna volgt de gouden plaat “Flying High On Your Love” (1977) en een reeks van behoorlijk succesvolle albums. Begin jaren ’80 brengt de groep het urban-getinte album “Dangerous” (1984) uit met daarop twee van hun grootste hits, te weten "Freakshow On The Dancefloor" en "Sex-O-Matic". Daarna  wordt het rustig rond de groep en hebben ze in 1987 hun laatste Amerikaanse R&B top 10 hit met "Certified True".

Barrabas
Barrabas was één van de eerste disco-acts. In de vroege jaren ’70 richt Fernando Arbex de groep op, die zich richt op funk en psychedelische rock, jazz en disco. Hun eerste album "Wild Safari" komt in 1972 uit met daarop de hit "Woman". Verschillende albums volgen daarna met wisselend succes tot ze in 1975 het album "Heart Of The City" uitbrengen, waarvan de 12" single "Mellow Blow" een enorme clubhit wordt. In 1976 gaat de groep uit elkaar, maar wordt begin jaren ’80 nieuw leven ingeblazen. Van de drie albums die de groep dan nog uitbrengt, heeft Barrabas alleen met “On The Road Again” (1981) een behoorlijke hit.

Claudja Barry
Claudja Barry werd in 1952 geboren in Jamaica, groeide op in Canada en verhuisde later naar Duitsland. Voordat zij een solocarrière begon maakte zij deel uit van de studiogroep Boney M (van 1975 tot 1976). Haar eerste solo clubhits waren "Dancin' Fever" en "Boogie Woogie Dancin' Shoes" (beiden 1979). In de jaren ’80 gaat zij richting de high-energy muziek en heeft nog gematigd succes met het nummer "Radio Action". In 1985 brengt ze de single "Born To Love" uit die geproduceerd werd door Bobby Orlando. In 1999 sampled Montell Jordan Barry's single "Love For The Sake Of Love," op zijn hit "Get It On Tonite" en in 2006 keert Claudia Barry kortstondig terug in de Amerikaanse dancelijst met het nummer "I Will Stand".

Joe Bataan
Joe Bataan werd in 1942 geboren in Harlem, New York. In 1965 richt hij zijn eerste band Joe Bataan & The Latin Swingers op. In 1966 brengt Bataan zijn eerste Latin-getinte plaat uit en daarna volgen er nog zeven. Bataan start dan in het geheim een eigen Latin-platenlabel en produceert ook diverse albums voor andere artiesten. In 1973 staat hij aan de wieg van het begrip "Salsoul" als hij een album uitbrengt met die titel. Samen met de broers Cayre richt hij eind jaren ’70 het Salsoul-label op. Voor dat label maakt hij drie albums en singles, inclusief zijn wereldhit "Rap-O Clap-O" uit 1979. Na zijn album "Bataan II" (1981) stopt hij met muziek maken en wordt hij sociaal werker tot tot 2005 als hij een comeback maakt met het album "Call My Name". Zijn dochter Asia Nitollano volgt haar vader in de muziekbusiness als zij het TV-programma The Pussycat Dolls Present: The Search for the Next Doll in 2007 wint.

BB&Q Band
De BB&Q Band (afkorting voor Brooklyn, Bronx & Queens Band) begint in 1981 als een studioproject van de Italiaanse producer Jacques Fred Petrus, die ook verantwoordelijk was voor het succes van onder andere Change, High Fashion, Zinc, The Ritchie Family en de Peter Jacques Band, en liedjesschrijver Mauro Malavasi. Hun debuutalbum “On The Beat” (1981) bevat de hits "Time For Love", "Starlette" (dat eigenlijk voor het debuutalbum van Change bedoeld was) en de titeltrack. Het tweede album verschijnt in 1982 onder de naam "All Night Long" met de clubhit “Imagination”. In 1983 volgt het album “Six Million Times” dat niet zoveel doet voor de band. Een jaar later verlaat Mauro Malavasi de BB&Q Band. In 1985 schrijft, arrangeert en produceert groepslid Kae Williams “Genie” die de gelijknamige hitsingle en “Dreamer” oplevert, naast clubhits “Ricochet” en “Main Attraction”. In 1987 wordt Jacques Fred Petrus onder dubieuze omstandigheden vermoord wat tevens het einde van de groep betekent. De BB&Q Band wijzigde overigens regelmatig wat betreft samenstelling en diverse later bekende artiesten maakten ooit deel uit van de groep, zoals bijvoorbeeld Luther Vandross, Johnny Kemp, Tawatha Agee (Mtume), Timmy Allen (Change) and Alyson Williams (High Fashion).

Celi Bee
Celi Bee werd geboren in New York en verhuisde op jonge leeftijd naar Puerto Rico, waar ze opgroeide. Daar ontmoette ze Pepe Luis Soto, met wie ze trouwde en die haar een zangcarrière bezorgde. Ze brachten in de jaren ’60 en ’70 zowel solo als als duo samen wat spaanstalige platen uit met matig succes. In 1977 heeft Pepe success in de disco-scene met zijn groep Rice & Beans Orchestra. Via zijn contacten weet hij ook zijn vrouw Celia aan een platencontract te helpen, die datzelfde jaar leidt tot het album "Celi Bee & The Buzzy Bunch" (1977), die de hitsingles "Superman" (een cover van het nummer van Herbie Mann) en "One Love" oplevert. The Buzzy Bunch bestond overigens eigenlijk alleen uit Pepe en wat studiomuzikanten. In 1978 volgt dan het album "Alternating Currents" met haar grootste hit "Macho (A Real, Real One)". Ook Celi’s derde album verschijnt in 1978 met de titel "Fly Me On The Wings Of Love" met de gelijknamige hitsingle. Een jaar later verschijnt haar laatste succesvolle album "Blow My Mind" (1979) en in 1983 maakt ze nog een kortstondige comeback met het high-energy nummer "I'm Free".

Bee Gees
Barry en tweelingbroers Maurice and Robin Gibb worden geboren in Engeland en emigreren naar Australië na de geboorte van jongste broer Andy.  Daar maken de drie broers tijdens hun jonge jaren samen muziek onder de naam The Bee Gees en na een paar succesvolle singles in Australië keren ze terug naar Engeland. Terug in Engeland ontfermt manager Robert Stigwood zich over The Bee Gees waar ze in 1966 hun eerste album “The Bee Gee's 1st” uitbrengen. Hun echte doorbraak komt met de single “I've Gotta Get A Message To You” van hun inmiddels derde album “Idea” (1968). Na wat interne strubbelingen brengen ze in 1975 het liedje “Jive Talkin’” uit, dat de gebroeders Gibb een spectaculaire comeback bezorgt. Daarna volgt in 1976 het album “Children Of The World” met de discokraker “You Should Be Dancing”. In 1977 verzorgen The Bee Gees een groot aantal songs voor de John Travolta film Saturday Night Fever die hen diverse wereldwijde nummer 1 noteringen oplevert, waaronder “How Deep Is Your Love”, “Stayin' Alive” en “Night Fever”. Op The Beat draaien we naast de gewone uitvoeringen van de Saturday Night Fever-nummers ook de zeldzame speciale lange versies die destijds uitsluitend uitgebracht werden op een promotionele EP. Van de soundtrack van Saturday Night Fever worden uiteindelijk meer dan 25 miljoen exemplaren verkocht, waardoor het niet alleen de meest succesvolle soundtrack ooit wordt, maar tot Michael Jackson's "Thriller" zelfs het best verkopende album ooit. Daarnaast produceren de broers onder andere voor Samantha Sang (“Emotion”) en schrijven de Yvonne Elliman hit “If I Can't Have You”. Het eerstvolgende album “Spirits Having Flown” (1979) leidt tot de wereldhits “Too Much Heaven” en “Tragedy”. Na een adempauze begin jaren ’80, waarbij ze onder andere produceren voor Dionne Warwick en Diana Ross, komen The Bee Gees in 1987weer terug met het album “E.S.P.”, maar het duurt tot “Size Isn’t Everything” (1993) om de heren weer een dance-hit te bezorgen met “Paying The Price Of Love”. In 2004 overlijdt onverwacht Maurice Gibb en sindsdien is het onduidelijk wat er verder met de groep zal gaan gebeuren.

Archie Bell & The Drells
Archie Bell & The Drells bestond uit Archie Bell en een aantal collega’s. Hun tweede single “Dog Eat Dog” (1967) doet aanvankelijk niet zoveel, todat de b-kant “Tighten Up” wordt opgepikt en nummer 1 wordt in Amerika. Van het plaatje worden uiteindelijk meer dan drie miljoen exemplaren verkocht. Archie vocht ondertussen mee in de oorlog in Vietnam en reisde heen en weer naar Amerika om een album op te nemen met producers Gamble & Huff. Samen scoren ze ook daarna nog diverse hits, waaronder het album en single “Strategy” (1979). In 1981 neemt Archie Bell een solo-album op, zonder veel resultaat, maar blijft tot op de dag van vandaag muziek maken.

Regina Belle
Regina Belle werd geboren in New Jersey en leerde op jonge leeftijd zingen in het kerkkoor. Daarnaast bespeelde ze zelf diverse instrumenten. Ze ging naar Rutgers University, waar ze jazz en opera studeerde. Haar introductie in de muziekwereld kreeg ze toen ze met The Manhattans ging toeren en een duet zong met Gerald Alston ("Where Did We Go Wrong", 1986) van die groep. Dit leidde ertoe dat ze een solo-album mocht opnemen, getiteld “All By Myself” (1987). Van dat album werd het nummer "Show Me The Way" een behoorlijke hit in de soul hitlijsten. Daarna volgde het album “Stay With Me” met de single "Baby Come To Me". Ook daarna brengt ze diverse albums uit die het vooral in Amerika redelijk doen. Ondertussen wordt Regina Belle ook een veelgevraagde duetpartner. Zo werkt ze onder andere met Peabo Bryson, waarmee ze "Without You" (uit de Bill Cosby film Leonard Part 6) en de hit "A Whole New World" (uit Disney's Aladdin), en met J.T. Taylor van Kool & the Gang met wie ze "All I Want Is Forever" opneemt. In de jaren ’90 neemt het succes af, maar tot op de dag van vandaag blijft Regina Belle actief in de muziek.

John "Jellybean" Benitez
Geboren in de South Bronx in 1959 begon John "Jellybean" Benitez al op jonge leeftijd platen te verzamelen. Hij wordt DJ en draait eind jaren ’70 onder andere in de befaamde New Yorkse discotheek Studio 54. Begin jaren ’80 wordt hij één van de vaste DJ’s van de club Fun House in Manhattan en heeft een vast radioprogramma. Zijn carrière als producer en remixer begint in 1981 als hij remixen maakt van nummers van Rockers Revenge (“Walking On Sunshine”) en Afrika Bambaataa (“Planet Rock”). In 1983 oogst hij succes met twee remixen van nummers van de soundtrack van de film Flashdance en in datzelfde jaar schrijft en produceert hij voor het debuutalbum van de dan nog onbekende Madonna haar eerste hit “Holiday”. Madonna werkt een jaar later mee aan zijn mini-album “Wotupski”, die de hits “Sidewalk Talk” (waarop Madonna ook de vocalen verzorgt) en “The Mexican” voortbrengt. In 1987 brengt Jellybean zijn eerste echte album “Just Visiting This Planet” uit. Hits van dat album zijn “Who Found Who” met Elisa Fiorillo op vocalen, “The Real Thing” met Steven Dante en “Jingo”. Daarnaast produceert en remixt hij regelmatig voor anderen, waaronder Whitney Houston, George Benson, Shalamar, Jocelyn Brown, Patti Austin, Sheena Easton, James Ingram, Hall & Oates, Billy Joel, The Pointer Sisters, Michael Jackson en Paul McCartney. Een ander album van Jellybean, "Spillin' The Beans" verschijnt nog in 1991 en levert nog de hit "What's It Gonna Be” met Niki Harris op.

George Benson
George Benson werd in 1943 geboren in Pittsburgh. Hij begon zijn muziekcarrière op 8-jarige leeftijd in het kerkkoor en toen hij 10 jaar was kon hij ook al uitstekend gitaar spelen. Zijn eerste plaatopnames vonden plaats in 1964 voor een jazzlabel en leverde datzelfde jaar zijn debuutalbum "The New Boss Guitar" op met vooral veel gitaar gepingel. Hij maakte diverse jazz-georiënteerde instrumentale albums om in 1976 ook als zanger door te breken met het nummer “This Masquerade” van het album "Breezin'". Meer albums volgen en naast veel toeren speelt Benson ook mee op albums van andere grote artiesten, zoals Miles Davis, Frank Sinatra, Tony Bennett en Minnie Riperton. In 1980 brengt hij het album "Give Me The Night" uit. De titeltrack en het nummer "Love X Love" leveren hem zijn grootste hits op. Daarna volgt in 1981 een duet met Aretha Franklin, getiteld "Love All The Hurt Away". De jaren ’80 leveren ook nog de hits "Turn Your Love Around", "20/20", "Twice The Love" en "Shiver" op waarmee hij in verschillende categorieën hitparades succes oogst (pop, R&B en dance). Ook doet hij diverse wereldwijde tournees. Noemenswaardig zijn daarna nog het album "That's Right" (1996) met hedendaagse jazz en "Irreplacable" (2004).

Black Eyed Peas
De groep The Black Eyed Peas ontstond eigenlijk al in 1989 toen groepsleden will.i.am (echte naam William Adams) en Apl.de.ap (echte naam Allen Pineda) samen gingen optreden als rapgroep. Hun debuutalbum “Grass Roots” werd nooit uitgebracht omdat het sociaal bewogen materiaal niet representatief voor de doelgroep werd geacht. Pas in 1995 noemden ze zich officieel The Black Eyed Peas. Hun eerste album was “Behind The Front” (1998) en de eerste single "Joints And Jam". De doorbraak in Amerika volgt met het album “Elephunk” (2003), waarop voor het eerst ook zangeres Stacy "Fergie" Ferguson te horen is. Op dat album staat ook de anti-oorlog track "Where Is The Love?" (met daarop ook Justin Timberlake), waarmee ze hun eerste hit scoren. Daarna volgen de singles "Shut Up" en "Hey Mama" die het ook in Europa goed doen. Het nummer "Let's Get Retarded" wordt voor een commercial omgebouwd tot "Let's Get It Started" en levert de groep naast een hit in 2005 ook een Grammy Award op. In datzelfde jaar verschijnt ook weer een nieuw album getiteld “Monkey Business” met daarop de hits "Don't Phunk With My Heart" en "My Humps". In 2007 werkten de bandleden aan diverse soloprojecten en brachten will.i.am en Fergie een soloalbum uit. In 2009 verscheen het album “The E.N.D.” met als grootste hits “Boom Boom Pow” en “I Gotta Feeling”. Het laatst verscehnen album van de groep was “The Beginning” (2010) metals hitsingles “The Time” (2010) en “Just Can't Get Enough” (2011). Door de jaren heeen wonnen de Back eyed Peas maar liefst 6 Grammy Awards.

Blackstreet
Blackstreet was een Amerikaanse R&B-groep die in 1994 werd opgericht door Teddy Riley, die bekend stond als de uitvinder van het muziekgenre Swingbeat of New Jack Swing. Hun debuutalbum “Blackstreet” (1994) was een behoorlijk succes in Amerika, met name dankzij de single “Before I Let You Go”. Het vervolgalbum “Another Level” (1996) bezorgde de groep hun wereldwijde doorbraak dankzij het nummer “No Diggity”, met Dr. Dre en de beat van Bill Withers' “Grandma’s Hands”. Dat nummer bereikte in 1996 de Amerikaanse nummer 1-positie. Ook de opvolger “Don't Leave Me” (1997) deed het goed en in 1998 won de groep een Grammy Award voor Beste R&B act. Het derde album van Blackstreet, “Finally” (1999), bevatte de single “Take Me There” maar werd geen groot succes. In 2000 wordt de grep na interne ruzies ontbonden, maar in 2003 volgt een reünie met als resultaat het album “Level II”.

Mary J. Blige
Mary Jane Blige werd geboren in 1971 en kreeg in 1989 haar eerste platencontract. In 1990 zong ze als haar eerste wapenfeit het refrein op "I'll Do 4 U" van rapper Father MC. Datzelfde jaar begint ze met Sean "Puffy" Combs te werken aan het album “What's The 411?” die een jaar later wordt uitgebracht, met daarop de Amerikaanse R&B-hits "You Remind Me", "Real Love" en "Reminisce". Mary wordt door dit success gekroond tot de Queen Of Hip-Hop Soul, de latere Nu Soul. In 1994 verschijnt haar nieuwe, met name in Amerika succevolle album “My Life”, terwijl ze in haar privëleven strijdt met alcohol, drugs en haar vriend K-Ci Hailey (van de groep Jodeci). In 1995 neemt ze een cover van Aretha Franklin's "(You Make Me Feel Like A) Natural Woman" op en werkt ze samen met diverse andere (rap)artiesten, waarvan het nummer "I'll Be There for You/You're All I Need To Get By" met Method Man haar in 1996 een Grammy Award oplevert. Mary J. Blige's derde album “Share My World” (1997) is in Amerika wederom een groot succes, net als volgende albums. Haar eerste internationale hit heeft ze in 1999 met George Michael, met wie ze een cover van Stevie Wonder's "As" opneemt. In 2001 brengt Blige het inmiddels vijfde studio album “No More Drama” uit met de internationale hitsingles "Family Affair". En "Rainy Dayz" (met Ja Rule). Het volgende album “Love & Life” (2003) doet het wat minder, maar met “The Breakthrough” (2005) maakt Mary J. Blige dat weer goed. Eerste single "Be Without You" van dat album doet het weer uitstekend, net als het duet “One” (van en met U2) en de single "Take Me as I Am". Het album “The Breakthrough” levert Blige ook nog eens een aantal Grammy Awards op. Naast een verzamelalbum in 2006 brengt de zangeres in 2007 het album “Growing Pains” uit die het vooral in Amerika weer goed doet.

Blondie
Het eerste Blondie album verschijnt in 1977 met de titel “Blondie” maar levert niet veel resultaat op. Daarna volgt datzelfde jaar “Plastic Letters” die de groep haar eerste hit oplevert in de vorm van “Denis”, een cover van “Denise” van Randy & The Rainbows.  Met het album “Parallel Lines” (1978) komt de definitieve doorbraak voor Blondie met als hit “Heart Of Glass” waarvan de 12 inch versie de new-wave muziek onder de aandacht van het danspubliek brengt. Daarna volgt in 1980 “Eat To The Beat”. Het grootste succes behaalt de groep met producer Giorgio Moroder. “Call Me”, de titelsong voor de film “American Gigolo” die bedoelt was voor Stevie Nicks van Fleetwood Mac (die het liedje weigerde), wordt een wereldwijde hit. Latere hitfeiten bestaan daarna nog uit “The Tide Is High” van het gelijknamige album en natuurlijk “Rapture” met daarop een heuse rap. Daarnaast werken de bandleden aan soloprojecten waarvan alleen het solo-album “KooKoo” van zangeres Debby Harry noemenswaardig succes oplevert. Na een lange stilte rond de groep maken ze een kortstondige comeback in 1998 met het album “No Exit” en de hit “Maria”.

Kurtis Blow
Curtis Walker werd geboren in 1959 in Harlem, NewYork en werd vooral bekend onder de naam Kurtis Blow als één van de eerste commercieel succesvolle rappers. In 1976 kwam hij onder de naam Kool DJ Kurt bij de groep The Force, waarvan Russell Simmons ook deel uitmaakte. Onder druk van Simmons verandert hij zijn naam in Kurtis Blow en wordt solo-rapper. Voor korte tijd is was Simmons’ jongere broer Joseph, toen bekend als “DJ Run, the Son of Kurtis Blow”, Kurtis Blow’s vaste DJ. Joseph wordt later lid van de befaamde hip-hop groep Run-D.M.C. Eind jaren ’70 neemt Blow zijn eerste plaat “Christmas Rappin”, ook bekend onder de naam “Rappin’ Blow”, op. Daarna volgt "The Breaks" (1980) en wordt een enorme hit. Gedurende de jaren ’80 brengt hij diverse albums uit en wordt ook producer, waarbij hij onder andere de Fat Boys aan een platencontract helpt. Eind jaren ’80 heeft hij nog een behoorlijke clubhit met “If I Ruled The World” uit de film film Krush Groove. Ook neemt hij nog een nummer op met Dexter King, zoon van Martin Luther King Jr. met de titel “King Holiday”, een ode aan Martin Luther King. In de jaren ’90 is Kurtis Blow ook nog enige tijd radio dj en tegenwoordig houdt hij zich bezig met gospelmuziek.

Blue Feather
Blue Feather werd in 1976 opgericht door de broers Ed en Ron Brouwer. Ze begonnen met optredens in kleine gelegenheden waar ze behalve covers ook eigen repertoire speelden. In 1980 treden een aantal nieuwe bandleden toe tot de groep waarmee ze een nieuwe sound ontwikkelen, een mix van latin, funk en pop. In datzelfde jaar leidt een demo tot een platencontract en al snel wordt de eerste single "It's Love" (1981) in Nederland uitgebracht. Datzelfde jaar verschijnt "Let's Funk Tonight", maar net als de opvolger daarvan "Call Me Up" (1982) doen die commercieel maar weinig. Het matige succes leidt ertoe dat de platenmaatschappij gaat twijfelen aan de groep, maar doordat een remix van "Let's Funk Tonight" het via het importcircuit onverwacht goed doet in Canada wordt die plaat alsnog in heel Europa uitgebracht en behaalt zelfs de nummer 1 positie in clubcharts van diverse Europese landen. Hierna brengt de band hun eerste album "Feather Funk" uit. In 1983 verschijnt de single "Let It Out" die het opnieuw redelijke doet buiten Nederland en tegelijkertijd verschijnt er een Japanse versie van het debuutalbum met de titel "Let's Funk Tonight" (1984) met daarop ook de nieuwe single en een paar nieuwe nummers. In 1985 brengt de groep het album "Shadows Of The Night" uit met daarop de gelijknamige single en "After Midnight", maar die doen maar weinig voor de groep. In 1989 verschijnt er nog een nieuwe remix van "Let's Funk Tonight", overigens zonder veel succes.

Angela Bofill
Angela Bofill groeide op in New York en leerde zichzelf diverse muziekstijlen, van latin tot soul en jazz. Al als tiener begon ze professioneel te zingen als lid van de New York’s All City Voices en als solozangeres bij het Dance Theater Of Harlem. Na afronding van haar muziekstudie in Californië neemt Bofill in 1978 haar jazzdebuutalbum “Angie” op. Het album wordt meteen een doorslaand succes op de jazzradio en wordt één van de best verkopende jazzalbums van dat jaar. In 1979 volgt “Angel Of The Night” en enige tijd later wordt ze ontdekt door Clive Davis, die haar met schrijver/producer Narada Michael Walden aan het werk zet. Uit die samenwerking komt het album “Something About You” (1982) voort met een meer pop/soul geluid. Naast de titeltrack staat op dat album de hit “Holding Out For Love”. Daarna maakt Bofill met Walden het album “Too Tough” (1983), dat haar best verkopende album wordt en haar de gelijknamige clubhit oplevert. Daarna maakt ze nog twee redelijk succesvolle albums met hulp van the System en George Duke, voordat ze haar laatste noemenswaardige wapenfeit “Intuition” (1988) aflevert. Latere albums doen nog maar weinig voor de zangeres, maar ze verschijnt nog wel in een aantal toneelstukken en toert nog regelmatig als jazzartieste door Amerika en Europa totdat ze in 2006 en later ook in 2007 een hartaanval krijgt, waarna haar muziekcarrière eindigt.

Hamilton Bohannon
Hamilton Bohannon werd in 1942 geboren in een klein stadje in Atlanta. Zijn eerste baantje in de muziek was als drummer in een band waarin ook Jimi Hendrix speelde. Daarna werd hij opgemerkt door Stevie Wonder waarvoor hij van 1965 tot 1967 ging drummen. Bohannon richtte daarna zijn eigen band op en bracht in 1973 zijn eerste album "Stop And Go" uit. Nog vijf albums volgden, die het vooral goed deden in Engeland, totdat hij in 1975 "Foot Stompin' Music" uitbracht die het ook in de Amerikaanse clubs goed deed. In 1977 volgt dan "Phase 2" met de hits "Disco Symphony" en "Andrea" en een jaar later "Summertime Groove" met daarop de megahit "Let's Start The Dance" en ook "Me And The Gang" en "The Street Dance". Nog vier albums volgen daarna zonder noemenswaardige hits, behalve een remake van "Let's Start The Dance" die de titel "Let's Start II Dance Again" meekrijgt (1981) met daarop een rap van Dr. Perri Johnson. Daarna volgt in 1983 zelfs nog een "Let's Start The Dance III", echter zonder resultaat. Hij probeert het eind jaren ’80 en begin jaren ’90 ook nog met meer housegeoriënteerde platen, maar die inspanningen leveren weinig succes op.

Bomb The Bass
De single “Beat Dis” uit 1988 van de Britse producer/dj Tim Simenon, oftewel Bomb The Bass, was één van de eerste singles waarop veelvuldig gesampled werd, variërend van stukjes uit nummers van Public Enemy tot Ennio Morricone. Daarnaast waren er allerlei stemmetjes geknipt uit tv-series uit de jaren '60 zoals Dragnet en The Thunderbirds. De single werd een enorme Europese hit, net als de opvolger ervan “I Say A Little Prayer” (1989), een cover van de hit van Aretha Franklin. Inmiddels was Bomb The Bass een echte groep geworden, met Maureen Walsh als zangeres. Omdat daarna het succes uitbleef produceert en remixt Tim tegenwoordig onder zijn eigen naam regelmatig platen van mensen als David Bowie, U2 en Madonna.

Boney M
Boney M bestond uit vier zangeressen en dansers en was een discogroep van de Duitse producer Frank Farian, waarvan later bleek dat de vocalen eigenlijk door hemzelf en wat studiomuzikanten werden ingevuld. In 1975 nam Frank Farian de single "Baby Do You Wanna Bump?" op, waarop hij zelf de overigens schaarse vocalen verzorgde. De plaat werd uitgebracht onder de naam Boney M en werd een hit in Nederland en België. Op dat moment besloot Farian er een groep zangeressen en dansers in te huren om de ‘groep’ een gezicht te geven: zangeressen Marcia Barrett en Liz Mitchell, model Maizie Williams, en DJ Bobby Farrell. De samenstelling van de groep wijzigde regelmatig, waarbij alleen Maizie Williams de stabiele factor was. Het eerste album van de groep was “Take The Heat Off Me” (1976). Datzelfde jaar scoren ze hun eerste hit: "Daddy Cool" wordt nummer 1 in Duitsland. In 1977 brengt de groep haar tweede album “Love For Sale” uit met daarop de hits "Ma Baker" en "Belfast". Een jaar later volgt de single "Rivers Of Babylon"/"Brown Girl In The Ring" die een enorme Europese hit wordt en zorgt voor een bescheiden doorbraak in Amerika. Het volgende album “Nightflight To Venus” (1978) levert daarna de hits "Rasputin" en de kersthit "Mary's Boy Child" op. In datzelfde jaar is Boney M de eerste westerse groep die mag toeren in de dan nog hermetisch afgesloten Sovjet Unie. In 1979 verschijnt het vierde Boney M album “Oceans Of Fantasy” met de hitsingles "El Lute"/"Gotta Go Home" en "I'm Born Again"/"Bahama Mama". Daarna brengt de groep de single "Hooray! Hooray! It's A Holi-Holiday" uit van het greatest hits album “The Magic Of Boney M” (1980). Het enige noemenswaardige hitfeit daarna is de "Boney M Megamix" uit 1992. Frank Farian heeft later nog succes met de playbackgroep Milli Vanilli, waarvoor ironisch genoeg Bobby Farrell en Maizie Williams van het oude Boney M onder andere de vocalen verzorgen.

Lisa Boray
Zangeres Lisa Boray werkte zowel solo als met vele andere artiesten. Halverwege de jaren ’70 studeerde Lisa zang aan het conservatorium en zong tijdens haar studie tevens in de bands van Herman Brood, Margriet Eshuijs en Wally Tax. In 1979 maakte ze korte tijd deel uit van de Amerikaanse, maar in Nederland opererende funkband American Gypsy. Een jaar later wordt ze als leadzangeres gevraagd voor de Amsterdamse Houseband, oorspronkelijk de huisband van Paradiso. Daarnaast richt zij dat jaar haar eigen groep op, Boogie Down Soulsisters. In 1983 maakt Lisa Boray samen met de leden van American Gypsy het album “Searchlight”, die onder de naam Lisa wordt uitgebracht en die de hitsingle “Break It Out” oplevert. Twee andere singles van dat album, “Tonight” en “Falling Out Of Love”, stranden in de tipparade. Daarna werkt ze samen met onder andere Ruth Jacott, is ze zangeres bij de Los Vast Band van Jan Rietman en zingt in 1991 de titelsong van de soap Goede Tijden, Slechte Tijden, die daarnaast ook een Top 10-hit wordt. In 1995 brengt Lisa een nieuw solo-album uit met de titel “The Need To Be” maar die doet niet zoveel, ondanks het feit dat ze er een Edison voor krijgt. Daarna blijft ze actief als achtergrondzangeres, maar brengt in 2005 ook nog een album met de titel “Wow!” uit.

Boystown Gang
Het San Francisco van de vroege jaren ‘80 bracht vele disco en high-energy artiesten voort, zoals Sylvester, Two Tons Of Fun, Patrick Cowley, Paul Parker, Loverde, Lisa, Jo-Lo en Jeanie Tracy. In dit klimaat zag DJ Bill Motley zijn kans schoon om met een gelegenheidsgroep de hitparades te bestormen. Cynthia Manley werd geselecteerd als zangeres voor de eerste 12 inch single, die in 1981 als album uitgebracht werd. Daarop stond op de ene kant een medley van twee Ashford & Simpson nummers, “Remember Me/Ain't No Mountain High Enough”, en op de andere het ietwat gewaagde “Cruisin’ The Streets”. Manley kreeg een eigen solo platencontract en werd vervangen door Jackson Moore. Daarnaast werd de groep nu vormgegeven door Robin Charin, Don Wood, Keith Stewart en Tom Morley. De groep neemt in deze samenstelling het album “Disc Charge” op. Met name in Nederland worden de nummers “Can't Take My Eyes Off You” en “Signed, Sealed, Delivered (I'm Yours)” enorme hits, niet in de laatste plaats door de verdienstelijke remixes die DJ Ferry Maat van de platen maakte. Vlot daarna verlaten Robin, Don en Keith de groep en verschijnt Bruce Carlton ten tonele. Op het derde en laatste album van de groep werken veel gasten mee aan de “Dance Trance Medley”, waaronder Two Tons Of Fun, Sylvester, Jo-Lo, Margaret Reynolds, Jeanie Tracy en Cynthia Manley. Daarnaast oogst het nummer “Just Can’t Help Believing” behoorlijk succes.

Boyz II Men
De groep Boyz II Men wordt in 1988 opgericht. Voor Motown en later Arista nemen ze diverse platen op en verkopen wereldwijd meer dan 45 miljoen platen. Ze scoren drie Amerikaanse nummer 1 hits, te weten "End Of The Road", "I'll Make Love To You" en "One Sweet Day" (een duet met Mariah Carey). Hun eerste album was “Cooleyhighharmony” (1991) en werd geproduceerd door Michael Bivins (bekend van New Edition en Bell Biv & Devoe). De eerste Boyz II Men single was "Motownphilly" waarop ook Bell Biv & Devoe te horen waren en waarvan de Nederlandse remixer Rutger Kroeze een verdienstelijke remix maakte. “Cooleyhighharmony” levert de groep een Grammy Award op. In 1992 neemt Boyz II Men de single "End Of The Road" op voor de soundtrack van de Eddie Murphy film Boomerang en wordt een wereldhit. Twee jaar later nemen de heren hun volgende album op, getiteld “II”. Daarvan worden de nummers "On Bended Knee", "I'll Make Love To You" en "Water Runs Dry" hits. In 1995 werken ze samen met Mariah Carey op "One Sweet Day" en zijn ze te horen op LL Cool J’s "Hey Lover". Het volgende nieuwe studio album is “Evolution” (1997) met daarop de hit "Four Seasons Of Loneliness". De laatste redelijk succesvolle single van Boyz II Men was "I Will Get There" voor de soundtrack van de film The Prince of Egypt. Latere albums doen het aanmerkelijk minder goed, maar de band maakt tot op de dag van vandaag nog steeds muziek.

Brandy
Brandy Norwood was één van de opkomende sterren van de jaren ’90. Brandy werd geboren in 1979 en begon als tiener al langzaam bekendheid te verwerven als zangeres en actrice. Haar debuutalbum “Brandy” (1994) levert haar de hit "I Wanna Be Down" op. Een jaar later volgt de hitsingle "Sittin' Up In My Room" van de soundtrack van de film Waiting to Exhale. Daarna verschijnt ze in de succesvolle TV serie Moesha en in de Disney film Cinderella. Twee albums volgen daarna: Never Say Never (1998) en “Full Moon” (2004) met daarop diverse hits, waaronder haar duet met Monica, getiteld “The Boy Is Mine”.

Brass Construction
Brass Construction werd in 1968 al Dynamic Soul opgericht in Brooklyn, New York door toetsenist en zanger Randy Muller. In 1975 krijgen ze een platencontract, veranderen hun naam in Brass Construction en brengen hun debuutalbum “Movin’” (1975) uit. De gelijknamige single wordt een Amerikaanse R&B nummer 1 en pop top 20 hit. Daarna volgen de singles “Changin'” en “Ha Cha Cha” van het album “Brass Construction II” (1976) en “L-O-V-E U”. Randy Muller was als schrijver en producer ook nauw betrokken bij de New Yorkse groep Skyy en de band B.T Express. Ook in de jaren ’80 brengen ze platen uit met vooral succes in de clubs. Noemenswaardig is nog het album “Conquest” (1985) met daarop de gelijknamige clubhit.

Alicia Bridges
Geboren in Atlanta, Georgia in 1951, bracht Alicia Bridges in 1978 haar debuutalbum “Alicia Bridges” uit. Op dat album stond ook de internationale discohit "I Love The Nightlife". De tweede single van dat album "Body Heat" deed echter aanmerkelijk minder, wat ertoe leidde dat Bridges tot op de dag van vandaag als ééndagsvlieg gezien wordt, vooral ook omdat twee opvolgende albums ook maar weinig doen.

Bobby Brown
Bobby Brown werd in 1969 als Robert Barisford Brown geboren in Massachusettes. Hij begon zijn solocarrière in 1986 en was een pionier wat bereft de New Jack Swing muziekstijl. Bobby Brown begon begin jaren ’80 bij New Edition, bekend van de hits "Candy Girl" en "Mr. Telephone Man". In 1986 werd Bobby vanwege zijn wangedrag uit de groep gezet. Daarna gaat hij solo en brengt in 1987 zijn eerste solo-album uit met de titel “King Of Stage”. Brown's daarop volgende album “Don't Be Cruel” (1988) levert hem de status van superster op. Samen met het befaamde productieduo L.A. (Reid) and Babyface en Teddy Riley scoort hij 5 Amerikaanse top 10 singles, waaronder "Don't Be Cruel", "Every Little Step" en "My Prerogative". In 1989 neemt hij als bijdrage aan de film Ghostbusters 2 het nummer "On Our Own" op die ook een grote hit wordt en een jaar daarna brengt hij een succesvol duet, "She Ain't Worth It" (1990), met Glenn Medeiros uit. Twee jaar daarna verschijnt zijn derde album "Bobby" (1992) met daarop de hits "Humpin' Around" en "Get Away". Datzelfde jaar trouwt hij met collega-superster Whitney Houston waarvan hij overigens in 2007 weer zal scheiden. Zijn laatste solohit scoort Bobby in 1995 met de single "Two Can Play That Game". Tenslotte volgt in 1997 het laatste album “Forever” dat commercieel echter niets doet.

Errol Brown
Zie Hot Chocolate & Errol Brown.

James Brown
James Joseph Brown, Jr. werd in 1933 geboren in Barnwell, South Carolina. Hij begon zijn muziekcarrière in 1953 en brak eind jaren ’50 door. Met The Famous Flames neemt hij zijn eerste single "Please, Please, Please" (1956) op, die echter maar weinig doet. Het duurt tot 1958 voordat hij succes oogst met zijn band als "Try Me" een grote R&B hit wordt die het ook heel behoorlijk in de pop hitlijst doet. Zijn eerste echte grote hits scoort hij met "Papa's Got A Brand New Bag", "I Got You (I Feel Good)" (beiden 1965) en "It's A Man's, Man's, Man's World" (1965). In de jaren ’70 neemt hij voor zijn achtergrondband The JB’s dan nog onbekende artiesten als Bobby Byrd, Fred Wesley, en Bootsy Collins aan, waarmee hij onder andere de hits "(Get Up I Feel Like Being A) Sex Machine" (1970), "Hot Pants (She Got To Use What She Got To Get What She Wants)" (1971), "The Payback" (1973) en "Get Up Offa That Thing" (1976) maakt en die hem de bijnaam Godfather Of Soul oplevert. Als midden jaren ’70 het discotijdperk aanbreekt wordt het even stil rond Brown, maar in 1985 maakt hij zijn comeback met "Living In America" van het album “Gravity”. Ook werk hij rond die tijd samen met Afrika Bambaataa voor de single "Unity" en heeft nog een bescheiden hit met "Static" samen met Full Force en terug te vinden op het album "I'm Real" (1988). Tegen het einde van de jaren ’80 raakt de zanger echter zowel financieel als persoonlijk in de problemen en blijkt hij niet meer in staat hits te scoren.

Jocelyn Brown & Inner Life
Jocelyn Brown werd in 1950 als Jocelyn Shaw geboren en begon haar zangcarrière in het kerkkoor. Via via is zij familie van Barbara Roy Gaskins (bekend van Ecstasy, Passion & Pain) met wie zij in haar jonge jaren regelmatig samen zingt. Na haar eindexamen zingt ze gedurende de jaren ’60 en ’70 bij lokale bandjes en gaat ze sessiewerk doen voor onder andere Gene Pitney en John Lennon. Haar eerste succesvolle bijdrage aan een plaat is op Sir Monti  Rock's album "Get Dancin'" (1975). Tegen het eind van de jaren’70 gaat ze samenwerken met gitarist/producer Gregg Diamond die haar inzet op diverse projecten. Rond die tijd ontmoet ze ook producer Patrick Adams die de groep Inner Life opricht met Jocelyn Brown als zangeres. Dit levert de hit "I'm Caught Up (In A One Night Love Affair)" op. Begin jaren ’80 werkt Jocelyn samen met Luther Vandross aan diverse projecten, waaronder het Change album "Glow Of Love" en maakt samen met Luther ook deel uit van studiegroepen Peter Jacques Band en Hi-Gloss. Ook producer Cerrone gebruikt Jocelyn als leadzangeres op zijn album "You Are The One" (met de clubhit "Hooked On You"). Een volgend Inner Life album levert de hit "Ain't No Mountain High Enough" op. Nadat Innerlife wordt ontbonden blijft de zangeres studio- en achtergrondwerk doen en werkt onder andere met grote namen als Lou Reed, Roberta Flack, Mick Jagger, Dan Hartman, George Benson, Patti Austin, Culture Club en Bette Midler. In 1983 gaat Jocelyn samenwerken met zus Annette en schrijft "Somebody Else's Guy," haar grootste solohit. Al snel volgt daarna de clubhit "I Wish You Would" en een album met de twee eerder genoemde 12 inch singles en eerdere Inner Life hits. In 1985 neemt ze het album "One From The Heart" op met de clubhits "Love's Gonna Get You", "Caught In The Act" en "Ego-Maniac". Vanaf het einde van de jaren ’80 tot op heden werkt ze met diverse artiesten, zoals Patti Austin, Anthony & The Camp, Arthur Baker, Incognito ("Always There", 1991), Right Said Fred ("Don't Talk Just Kiss", 1992) en Kym Mazelle ("No More Tears", 1994).

Miquel Brown
Miquel Brown werd geboren in Montreal, Canada  Tijdens haar medicijnenstudie aan de Universiteit van Washington trouwde ze en kreeg in 1966 dochter Sinitta Renet Malone, die haar zo’n 20 jaar later zou beconcurreren in de hitlijsten. Tijdens haar studie deed Miquel auditie voor een rol in de musical "Hair" en brak haar studie af toen ze de rol kreeg. In de vroege jaren ’70 vestigt ze zich in Engeland waar ze rollen krijgt in TV series en musicals. Daardoor wordt ze ontdekt door een platenproducer die met haar haar eerste plaat "The First Time Around" opneemt. Haar eerste internationale discohit heeft ze met het nummer "Symphony Of Love" (1978) en het bijbehorende album. Dan wordt het enige tijd stil rond Miquel Brown, maar begin jaren ’80 gaat ze samenwerken met de Engelse high-energy producer Ian Levine. In 1983 leidt dat tot de megahit "So Many Men, So Little Time" en volgen diverse andere platen in hetzelfde genre, zoals bijvoorbeeld ook "He's A Saint, He's A Sinner". Beiden zijn terug te vinden op het bijbehorende album "Manpower". In 1985 volgt het album "Close To Perfection" met de bescheiden clubhits "Black Leather" en de titeltrack. In 1986 brengt Brown "On The Radio" uit die het goed doet in de clubs. Diverse platen volgen daarna nog, maar geen van die platen halen de hitparades. In de jaren ’90 vervolgt ze haar acteercarrière met rollen in TV series en films.

Peter Brown
Peter Brown werd in 1953 geboren in Chicago. Peter leerde zichzelf op 13-jarige leeftijd drums en andere instrumenten bespelen. Hij studeerde aan de Art Institute Of Chicago en in 1977 brengt hij zijn eerste album "A Fantasy Love Affair" uit. Zijn eerste hitsingle is "Do Ya Wanna Get Funky With Me" die het meteen goed doet in de Amerikaanse R&B en pop hitlijsten van datzelfde jaar. De 12 inch van dat nummer is tevens de eerste waarvan meer dan één miljoen exemplaren wordt verkocht. Ook de opvolger van die single, "Dance With Me" waarop ook Betty Wright te horen is, doet het goed en bereikt zelfs de Amerikaanse pop top 10. In 1979 brengt hij zijn tweede album "Stargazer" uit waarvan vooral "Crank It Up (Funk Town)" het goed doet in de clubs. De 12 inch single "Can't Be Love (But Do It To Me Anyway)" wordt wederom een grote hit, maar een nieuw album blijft uit. Na een korte stilte volgt in 1983 het album "Back To The Front" met de singles "Baby Gets High" en "Overnight Sensation". Een jaar later brengt hij de single "They Only Come Out At Night" uit en het bijbehorende album "Snap", waarop hij naast urban geluiden ook experimenteert met reggae en rock. In 1985 schrijft hij voor Madonna de megahit "Material Girl" en werkt verder met artiesten als Basia, Donell Jones, Dimitri From Paris, Roy Ayers en Cloud One. In 1999 probeert Brown het nog een keer zelf met "Chasing Fireflies", echter zonder veel resultaat.

Sharon Brown
De uit Harlem, New York afkomstige zangeres Sharon Brown begon met het schrijven van nummers en werkte halverwege de jaren ’70 met producers Norman Whitfield en Hank Cosby. Ze schreef ook voor Blood, Sweat, & Tears en deed sessiewerk met onder andere Aretha Franklin. In 1981 breekt Sharon Brown door met haar eerste single "I Specialize In Love" die het internationaal goed doet. Een jaar later wordt, zonder haar medeweten, ook een niet afgemaakte demoversie van het liedje "Love Don't Hurt People" (1982) uitgebracht die het redelijk doet in de clubs. Zonder veel resultaat blijft ze in de jaren ’90 platen opnemen en doet daarnaast wat kleine filmrolletjes.

Tom Browne
Tom Browne, geboren in 1959 in Queens, New York, krijgt al op jonge leeftijd een klassieke muziekopleiding. Hij begint met piano, maar gaat al snel over op trompet en zijn muzikale interesse verschuift dan richting de jazz en R&B. In 1972 brengt hij zijn eerste album uit. In 1980 verschijnt zijn grootste commerciële hit “Funkin’ For Jamaica” die overigens in plaats van naar het reggae-eiland verwijst naar een buurt in New York. Het nummer is terug te vinden op het eveneens succesvolle album “Love Approach”. Noemenswaardige hits daarna zijn “Fungi Mama”, “Bye Gones” (beiden 1981) en “Magic” (1982). Ook het electro-jazz getinte nummer “Rockin' Radio” (1983) van het gelijknamige album waarop ook “Brighter Tomorrow” staat levert nog wat clubsucces op. Eind jaren ’80 zet Browne zijn muzikale activiteiten op een laag pitje om in 1994 nog kort terug te komen met het album “Mo’ Jamaica Funk”.

Brownstone
Brownstone was een Amerikaanse meidengroep die bestond uit Monica "Mimi" Doby, Charmayne "Maxee" Maxwell en Nichole "Nicci" Gilbert. De groep werd ontdekt door Michael Jackson en tekenden bij zijn platenlabel hun eerste contract. Hun eerste album “From The Bottom Up” (1995) leverde de dames de hit "If You Love Me"  en een Grammy-nominatie op.  Andere singles waren "Pass The Lovin'" (1994), "I Can't Tell You Why" (1995), een oud nummer van de Eagles,  en "Kiss And Tell" (1997). Een comeback in 2007 mislukte en in 2009 ging de groep definitef uit elkaar.

Jenny Burton
Jenny Burton werd in 1957 geboren in New York en opgevoed als pleegkind. In 1970 gaat ze achtergrondwerk doen en brengt uiteindelijk als eerste single het duet “Nobody Loves Me Like I Do” met Dooley Silverspoon uit. Daarna volgt begin jaren ’80 haar debuutalbum “In Black And White” (1983) dat in 1985 gevolgd wordt door “Jenny Burton”. Daarop staat ook de hit “Bad Habits”, een productie van Allen George & Fred McFarlane. Ook het nummer “Dancing For My Love” wordt een behoorlijke clubhit en “Let's Get Back To Love” haalt zelfs nog de Engelse hitparade. Haar laatste album “Souvenirs” (1986) doet echter niet zoveel meer.