BEATFM

C

Bobby Caldwell
Als zoon van muzikale ouders was Bobby Caldwell voorbestemd om in de muziek terecht te komen. Hij werd al op jonge leeftijd blootgesteld aan diverse muziekstijlen, van opera, jazz, swing, blues, folk tot popmuziek, en dat leidde uiteindelijk tot een carrière als soul en jazzartiest. Op 17-jarige leeftijd ging Bobby met zijn band naar Las Vegas en Los Angeles voordat hij in 1979 naar Miami terugkeerde om zijn debuutalbum “Bobby Caldwell” op te nemen. Dat werd meteen een enorm succes, niet in de laatste plaats vanwege de hitsingle "What You Won't Do For Love" die erop stond. Op het volgende album “Cat In The Hat” plaatst Bobby de piano meer op de voorgrond en dat levert hem de Amerikaanse hitsingle "Coming Down From Love" op. In 1982 volgt dan “Carry On” met daarop de wonderschone hitsingle "Jamaica". Desondanks wordt dit album commercieel geen groot succes, wat ertoe leidt dat Caldwell min of meer van het muziektoneel verdwijnt. Hij verschuift zijn aandacht naar het schrijven van liedjes voor anderen, waaronder the Commodores, Chicago en Boz Scaggs. In 1989 maakt hij dan een comeback als (smooth) jazzartiest met “Heart Of Mine” die eerder alleen in Azië werd uitgebracht. Ook opvolgende albums vallen in het jazzgenre en leveren hem daarbinnen behoorlijke hits op. Daarnaast zingt hij ook regelmatig mee bij andere jazzartiesten, waaronder the Crusaders. Ook maakt Bobby in 1997 een big band album, getiteld “Blue Condition” waarna het tot 2005, als hij het jazzalbum “Perfect Island Nights” uitbrengt, stil wordt rond de zanger.

Calloway
Zie Midnight Star & Calloway.

Cameo
In 1974 werd de 13-koppige groep the New York City Players opgericht door Larry Blackmon. In 1976 tekende de groep bij Casablanca Records en veranderde haar naam in Cameo. Cameo begon als funk band en bracht diverse albums uit maar wijzigde haar koers al gauw richting het dan populaire discogeluid met hits als "I Just Want To Be" en "Find My Way", waarvan de laatste ook terug te vinden was op de soundtrack van de film Thank God It's Friday. Begin jaren ’80 keert de band toch weer terug naar de rauwe funk en scoort clubhits met “She's Strange” en "Talkin' Out The Side Of Your Neck" (beiden 1984). Daarna volgen “Single Life” (1985) en "Word Up!" (1986). Die laatste is terug te vinden op het succesvolle gelijknamige album waar verder ook nog de hits "Candy" en "Back And Forth" op staan. Daarna houdt het grote succes op voor de band.

Irene Cara
Irene Cara werd geboren in 1959 en stond op 8-jarige leeftijd al op Broadway. Datzelfde jaar leverde ze haar eerste platen af met een Spaanstalig album en een Engelstalig kerstalbum. Toen ze tien jaar oud was stond ze samen met grootheden als Stevie Wonder, Sammy Davis Jr. en Roberta Flack op het podium tijdens een concert ter nagedachtenis van Duke Ellington. Dit leidde weer tot een rol in het (kinder) TV programma Electric Company (1971-1972). Tegen de tijd dat ze 16 werd speelde ze in haar eerste film, Aaron Loves Angela (1975). Ook speelde ze een kleine rol in de TV serie Kojak en was ze te zien in de miniserie Roots: The Next Generation, naast diverse rollen in andere TV series en films. In 1980 bracht de filmhit "Fame" haar internationale bekendheid. Naast een rol in de film (als Coco Hernandez) zong ze de gelijknamige titelsong die haar een enorme hit opleverde en waarvoor ze een Academy Award won. Het succes van de single “Fame” leverde haar tevens Grammy nominaties op voor Beste Nieuwe Vrouwelijke Artiest en Beste Nieuwe Pop Artiest. Ook bleef ze spelen in TV films. In 1983 werd ze weer gevraagd een titeltrack voor een film te zingen. De plaat "Flashdance... What A Feeling" voor de gelijknamige film leverde haar weer een gigantische hit op en ook weer diverse Awards. Op haar eigen door Giorgio Moroder geproduceerde album "What A Feeling" stonden ook nog de hits "Why Me" en "Breakdance". Ondanks medewerking aan diverse films en nog een album blijft verder succes uit.

Mariah Carey
Mariah Carey werd geboren op 27 maart 1970 in New York en begon haar muziekcarrière bij Brenda K. Starr, waarvoor ze als achtergrondzangeres op haar platen zong. Tijdens een feestje in 1988 werd Mariah Carey door Brenda aan Tommy Mottola, de toenmalige directeur van Sony Music, voorgesteld die haar onmiddelijk een platencontract aanbood. Als eerste single verscheen de ballad “Vision Of Love” (1990) die in Amerika uiteindelijk haar eerste nummer 1-hit werd. Kort na het uitkomen van de single werd het debuutalbum “Mariah Carey” uitgebracht. Daarna volgden diverse singles die allemaal nummer 1 worden, hetgeen een record betekende want nog nooit eerder was het iemand gelukt om vier keer achter elkaar een nummer 1-hit te scoren met singles die allemaal van hetzelfde album afkomstig waren. Van “Mariah Carey” werden wereldwijd 17 miljoen exemplaren verkocht en het album leverde de zangeres in 1991 twee Grammy's op. Haar tweede album “Emotions” (1991) leverde weer diverse hits op, zoals “Emotions” “Can't Let Go” en “Make It Happen”. Een jaar later nam Mariah een “Unplugged”-album op met als hit het The Jackson 5-nummer “I'll Be There” (1992). Een jaat later trouwt Mariah Carey met de 20 jaar oudere Tommy Mottola en brengt haar album “Dream Box” uit met de hits “Dreamlover”, “Hero” (beiden 1993), “Without You” (1994). Ook brengt ze een jaar later een kersplaat uit met daarop de hit “All I Want For Christmas Is You” en in 1995 verschijnt het album “Daydream” met onder andere de hits “Fantasy”, “One Sweet Day” (een duet met Boyz II Men) en “Always Be My Baby”. In 1998 gaan Carey en Mottola uit elkaar, waarna ze steeds meer de R&B-kant opgaat. Dat is duidelijk hoorbaar op haar album “Butterfly” (1997) met daarop de hits “Honey” en “Butterfly”, “My All”. Daarnaast neemt ze een duet met aartsrivale Whitney Houston (“When You Believe”) op. Voor deze plaat krijgen de zangeressen een Oscar als Best Original Song. In 1999 verschijnt het album “Rainbow” met de Amerikaanse nummer 1-hits “Heartbreaker” (met Jay-Z) en “Thank God I Found You” (met Joe en 98 Degrees). Daarna maakt Mariah Carey in 2001 de film “Glitter met een gelijknamige soundtrack die beiden floppen, waarna Carey letterlijk instort. Een jaar later brengt ze de single “Through The Rain” met het bijbehorende album “Charmbracelet” uit die het ook maar matig doen. In 2005 maakt de zangeres echter een enorme comeback met het album “The Emancipation Of Mimi”, waarvan de single “We Belong Together” weer eens nummer 1 wordt in Amerika. Het album bezorgt Carey 3 Grammy Awards. Haar laatste album "E=MC²" (2008) levert in Amerika tenslotte de nummer 1 hit “Touch My Body” op.

Pauli Carmen
Zie ook Champaign & Pauli Carmen.

Ca$hflow
Eén van de eerste acts die Cameo's Larry Blackmon in de jaren ’80 na zijn verhuizing naar Atlanta tekende voor zijn eigen platenlabel was Ca$hflow. De groep maakte een mix van funk, rap en urban muziek. Het debuutalbum “Ca$hflow” (1986) leverde de clubhits “Mine All Mine” en “Partyfreak” op. De opvolger daarvan “Big Money” (1988) deed echter maar weinig.

Cashmere
De Engelse groep Cashmere werd in 1982 opgericht. Ze namen hun eerste album “Let The Music Turn You on” (1982) op met producer Bryan Loren en scoorden meteen een behoorlijke clubhit met het nummer “Do It Anyway You Wanna” (1983). Van hun tweede plaat “Cashmere” werden de nummers “Can I” en “We Need Love” clubhits, met name in hun moederland. Na het derde aanmerkelijk minder succesvolle album werd het stil rond de groep.

Central Line
Central Line was één van de bands die deel uitmaakten van de Engelse Britfunk stroming begin jaren ’80. De groep werd al in 1978 opgericht en bestond uit zanger Linton Beckles, Camelle Hinds op basgitaar, Lipson Francis als toetsenist en Henry Defoe op leadgitaar. Hun grootste hit was “Walking On Sunshine” van het album “Breaking Point” (1981). Opvolgers van dat album doen aanmerkelijk minder, maar de groep scoort nog wel de clubhit “Time For Some Fun” en de cover “Nature Boy” van Nat King Cole (beiden 1983) bereikt zelfs de pop hitlijst.

Cerrone
Jean-Marc Cerrone werd geboren in Parijs in 1952 en speelde al vanaf zijn 14e jaar in lokale bandjes. Zijn eerste echte band was Kongas waarmee hij de plaat "Boom" uitbracht. Na een jaar of drie verlaat hij die band en opent in Frankrijk twee platenwinkels waar hij Amerikaanse import platen gaat verkopen. Ondertussen werkt hij aan eigen opnames die hij zelf financiert, schrijft, produceert en arrangeert. In eigen beheer brengt hij 20.000 exemplaren van zijn disco debuutalbum "Love In 'C' Minor" uit, die snel volledig uitverkocht raken en de plaat wordt daarna in 1977 officieel door een platenmaatschappij uitgebracht waarna er wereldwijd meer dan 3 miljoen exemplaren van verkocht worden. Tegen die tijd is Cerrone ook al klaar met zijn tweede album, getiteld "Cerrone's Paradise", waarmee hij wederom succes oogst. In 1978 verschijnt zijn derde album "Cerrone 3: Supernature", waarvan de titeltrack en het nummer "Give Me Love" enorme hits worden. Van dat album worden uiteindelijk wereldwijd 8 miljoen exemplaren verkocht. Daarna volgt "Cerrone 4: The Golden Touch" (1978) met de hit "Je Suis Music". In 1979 brengt hij "Cerrone 5: Angelina" uit waarbij hij het discogeluid goeddeels inruilt voor pop en rock. Het album doet weinig, net als "Cerrone 6" (1980). In 1981 brengt Cerrone het album "Cerrone 7" uit waarop hij de dan nog onbekende zangeres Jocelyn Brown de vocalen laat verzorgen, hetgeen de clubhit "Hooked On You" oplevert. Daarna volgt "Cerrone 8: Back Track" (1982) met daarop de redelijk succesvolle hits “Back Track”, "Supernature 2" en "Trippin' On The Moon". Datzelfde jaar brengt hij het dubbelalbum "Cerrone 9: Your Love Survived" uit met zowel nieuw materiaal als remixes van oude nummers. In 1984 volgt dan "Cerrone 10: Where Are You Now" en een jaar later "Cerrone 11: The Collector", zonder opzienbarend succes buiten de clubs. Na een stilte van 5 jaar komt Cerrone in de jaren ‘90 nog terug met de albums "Way In" (1990), "Dream" (1992), "X-XEX" (1993) en "Human Nature" (1996) waarop hij experimenteert met diverse muziekgenres, zoals rap en elektronische muziek. Naast greatest hits en remix albums volgt in 2002 het laatste album "Hysteria".

Chaka Khan
Zie Rufus & Chaka Khan.

Champaign & Pauli Carmen
Voordat Champaign in 1981 wereldwijde bekendheid kreeg was de groep al enige tijd bezig. Met zang van Pauli Carman en Rene Jones scoorden ze in dat jaar een enorme hit met de ballad "How 'Bout Us", hetgeen er tevens toe leidde dat het debuutalbum van de groep een enorm commercieel succes werd. Ondanks dat succes doet het daaropvolgende album “Modern Heart” het aanmerkelijk minder goed, al levert die nog wel het bescheiden hitje  "Try Again" op en het derde album “Woman In Flames” doet eigenlijk niets. Pauli Carman verlaat in 1985 de groep voor een korte solocarrière en scoort een behoorlijk clubhit met "Dial My Number".  In 1991 keert hij terug bij de groep voor het album “Champaign IV” maar ook die groepsinspanning leidt eigenlijk nergens toe.

Gene Chandler
Gene Chandler werd in 1937 geboren in Chicago en had als bijnaam "The Duke", naar één van zijn grootste soulhits "Duke Of Earl" uit 1962. Hij werkte met diverse andere grote soulartiesten zoals Curtis Mayfield en Jerry Butler. Eind jaren ’70 scoort hij in het discotijdperk een enorme hit met "Get Down" en in met name in England ook nog met de singles "When You're #1", "Does She Have A Friend?" en "Rainbow '80".

Change
Change was een studioproject van Italiaanse sessiemuzikanten en Amerikaanse zangers en zangeressen onder leiding van producer Jacques Fred Petrus, die ook verantwoordelijk was voor het succes van onder andere de BB&Q Band, High Fashion, Zinc, The Ritchie Family en de Peter Jacques Band, en liedjesschrijver Mauro Malavasi. Hun eerste singles “The Glow Of Love” en “Searching”, beiden gezongen door Luther Vandross en Jocelyn Shaw (later bekend als Jocelyn Brown), worden meteen grote hits, net als “A Lover’s Holiday”. Door het succes blijkt een live band nodig en James Robinson neemt de rol van leadzanger over van Vandross en Diva Gray van Shaw. Achtereenvolgens verschijnen de albums “The Glow Of Love” (1980), “Paradise”, “Miracles” (beiden 1981)”, “Sharing Your Love” (1982) en “This Is Your Time” (1983) die diverse clubhits opleveren. Voor het album “Change Of Heart” (1983) worden producers Jimmy Jam and Terry Lewis aangetrokken die met hun kenmerkende geluid de hits “Change Of Heart” en “You Are My Melody” afleveren. Tegen 1984 vormen Jacques Fred Petrus en Mauro Malavasi geen team meer en werkt Petrus samen met Timmy Allen aan het laatste album “Turn On Your Radio” (1985) met daarop de hit “Let's Go Together” en de clubhits “Mutual Attraction” (geproduceerd door Nick Martinelli), “Oh, What A Feeling” en “Turn On Your Radio”. In 1987 wordt Jacques Fred Petrus onder dubieuze omstandigheden vermoord wat tevens het einde van de groep betekent.

Chaplin Band
Halverwege de jaren zeventig wordt de Chaplin Band geformeerd door de gebroeders Bartels. De eerste single “Let's Have A Party” wordt meteen een hit in Nederland. In 1977 wordt zanger Jimmy Soulier voor één jaar vervangen door Walter Nita. In 1982 neemt de groep een cover op van de Italiaanse zanger Luigi Battisti: “Il Veliero” wordt een internationale hit, net als de nummers “Gold” en “Welcome To The Party”. Ook het bijbehorende album “Dancing On Town Square” doet het redelijk in Nederland. In 1992 gaan de leden van de Chaplin Band en de groep The Walkers samenwerken als de band Lafayette, een cajun-formatie.

Tina Charles
In 1954 werd Tina Charles geboren in Engeland en het was al vroeg duidelijk dat ze een carrière in de entertainment industrie zou krijgen. Ze zong al voordat ze kon lopen en op haar 15e zong ze in haar eerste band. Gedurende die periode nam ze ook haar eerste drie singles op, van welke op het nummer "Good To Be Alive" een op dat moment nog onbekende jonge man genaamd Reg Dwight, later bekend als Elton John, de achtergrondpartijen voor zijn rekening nam. In 1969 verschijnt Tina ook in een Engelse TV serie (The Two Ronnie’s). Daarna toert ze veelvuldig met artiesten als Engelbert Humperdink, Tom Jones en Gilbert O’Sullivan en reist met hen de hele wereld over. In 1973 doet ze vooral optredens in lokale gelegenheden en werkt met een groep genaamd Kilburn & The High Roads (later bekend als Ian Dury And The Blockheads). Ook doet ze samen met haar vriendin Linda Lewis de achtergrondvocalen op het nummer "Come Up And See Me" van Steve Harley And The Cockney Rebel. In 1975 zingt ze mee op het de hitsingle “I’m On Fire" van 5000 Volts. In dat jaar breekt ze ook zelf door met haar eigen single "You Set My Heart On Fire". Het succes van die plaat leidt ertoe dat ze ook een tweede single mag uitbrengen. "I Love To Love" wordt een enorme hit waarvan wereldwijd 26 miljoen exemplaren worden verkocht. Tussen 1975 en 1977 reist Tina Charles weer de hele wereld over en volgen onder andere nog de minder grote hits "Disco Fever", "Dance Little Lady" en "I'll Go Where The Music Takes Me". In 1977 krijgt ze een zoon en besluit ze haar zangcarrière vaarwel te zeggen. Ze blijft daarna alleen nog als sessiemuzikant werken. In de vroege jaren ’90 wordt "I Love To Love" geremixt door Sanny X waarna de plaat wederom een behoorlijke hit wordt, net als "Dance Little Lady".

Oliver Cheatham
Oliver Cheatham werd in 1948 geboren in Detroit. Via de welbekende gospelroute zingt hij bij diverse groepen voordat hij zijn eerste single “Hard Times” uitbrengt. Daarna wordt hij leadzanger bij de groep Sins Of Satan, die later Roundtrip en weer later Oliver heet. Na twee albums met Oliver gaat Cheatham werken met Al Hudson en One Way. Ook scoort hij solo een clubhit met “Get Down Saturday Night” (1983) die tegenwoordig als danceclassic geldt. Dat nummer is terug te vinden op zijn weinig succeswolle album “Saturday Night” (1983). Andere bescheiden hits van Oliver Cheatham zijn “S.O.S” en “Celebrate Our Love”. Daarnaast doet hij achtergrondvocalen voor onder andere Melissa Manchester en Leo Sayer. In 2003 maakt Oliver Cheatham een onverwachte comeback met Room 5 op het nummer “Make Luv” die gebaseerd is op zijn eerder plaat “Get Down Saturday Night”.

Cherelle
Cherelle was de tante van zangeres Pebbles. Toen ze in 1979 naar Detroit verhuisde werd ze ontdekt door Michael Henderson en begon te werken met producersduo Jimmy Jam en Terry Lewis. Haar eerste album “Fragile” (1984) levert meteen een hit op in de vorm van de single “I Didn't Mean (To Turn You On). Ook haar duetten met labelmaatje Alexander O'Neal doen het goed: “Saturday Love” (1985) als “Never Knew Love” (1988) worden zowel R&B als pophits. Ook het album “Affair” (1988) en de gelijknamige single doen het nog redelijk goed, maar verdere inspanningen zijn aanmerkelijk minder succesvol.

Cheyenne
In 1977 richt zangeres Julya Lekranty (later bekend als Julya Lo'ko) samen met broer Eddy de funkband Cheyenne op. Zij is leadzangeres en componiste van de groep.  De eerste single van de band is het nummer ”Separated Love” (1978) en is goed voor tipparadenotering. In 1982 brengt Cheyenne het album “Money” uit en scoort een laatste bescheiden hit met “Ev’ry Time I See You” waarna de groep uit elkaar gaat. In 1985 zingt Julya Lo’koi als leadzangeres bij de band Labyrinth van Jasper van 't Hof en Cesar Zuiderwijk (van de Golden Earring). De song “Help Me Out” wordt genoteerd in de Amerikaanse Top 100.

Chi-Lites
The Chi-Lites was een soulgroep uit Chicago, die al eind jaren ’50 als de doo-wop groep The Chanteurs werd opgericht. In de vroege jaren ’60 veranderden ze hun naam in The Hi-Lites en halverwege de jaren ’60 voegden ze de C, van hun stad Chicago, aan de groepsnaam toe. De muziek van The Chi-Lites werd gekenmerkt door 4-stemmige harmonieën. Ze scoorden in de vroege jaren ’70 elf Amerikaanse top 10 R&B singles, waaronder de ballads "Have You Seen Her", "Oh Girl" en het protestliedje "(For God's Sake) Give More Power To The People" (allen 1971). Na diverse groepswisselingen komt de groep in de originele bezetting in 1980 weer bij elkaar en scoren dan nog bescheiden hits met "Hot On A Thing (Called Love)" (1982) en "Bottoms Up" (1983). De band blijft tot diep in de jaren ’90 optreden op oldies festivals.

Chic
Bernard Edwards en Nile Rodgers ontmoetten elkaar voor het eerst in 1970, maar het duurde tot 1972 tot ze samen een groep vormden onder de naam The Big Apple Band. In 1977 veranderden ze de groepsnaam in Chic om verwarring met Walter Murphy & The Big Apple Band te voorkomen. Ze profiteerden een jaar later van de discorage met hun eerste 12 inch “Dance, Dance, Dance.” en worden tot op de dag van vandaag beschouwd als één van de meest toonaangevende discoacts. Dit leidde datzelfde jaar tot het debuutalbum “Chic”. Onder de zangers en zangeressen op dat album bevond zich ook Luther Vandross. De tweede hit van het debuutalbum was “Everybody Dance”. “C'est Chic” (1978) was het tweede album van Chic met daarop de classics “Le Freak” en “I Want Your Love”.Het derde album “Risque” (1979) leidde tot de hits “My Forbidden Lover” en “Good Times”, welke laatste door de tijd heen veelvuldig gebruikt is door andere artiesten (Queen’s “Another One Bites The Dust”, The Sugarhill Gang’s “Rapper's Delight” en Vaughan Mason’s “Bounce, Rock, Roll, Skate”). Daarna kwamen er van Chic nog diverse albums uit, “Real People” (1980), “Take It Off” (1981),”Tongue In Chic” (1982) en “Believer” (1984), waarvan alleen de laatste nog enige mate van succes opleverde in de vorm van de single “You Are Beautiful”. Ook het album “Chic-ism” (1992) kon niet echt veel indruk maken. Buiten eigen werk verzorgden Bernard Edwards en Nile Rodgers ook de productie voor diverse andere artiesten, zoals Sister Sledge, Debbie Harry, Diana Ross, Madonna, David Bowie, The Honeydrippers, The Power Station, Duran Duran and Sheila B. & Devotion. Op 18 april 1996 overleed Bernard Edwards, hetgeen tevens het definitieve einde van de band Chic betekende. Tussen 1983 en 1985 nam Nile Rodgers met hulp van Bernard Edwards ook twee solo-albums op. De eerste was “The Land Of The Good Groove” (1983) en de tweede “B-Movie Matinee'' (1985) die een zeer bescheiden hit opleverde met “Let's Go Out Tonight”.

Chimes
De Chimes was een Schots trio bestaande uit zangeres Pauline Henry, Mike Peden en James Locke. Ze werden bekend dankzij hun hits "1-2-3", "Heaven" en een cover van U2's "I Still Haven't Found What I'm Looking For" (allen 1990). Pauline Henry heeft na haar carrière bij de Chimes ook nog wat dancehits gescoord.

Chocolate Milk
Chocolate Milk was een funk en soul band uit New Orleans die redelijk succesvol was eind jaren ’70, begin jaren ’80. Hun beste nummers waren uptempo dance tracks, waaronder “Let's Go All The Way” (1981) and “Who's Getting It Now” (1982).

Jimmy Cliff
Jimmy Cliff's carrière begon in Jamaica met de single "Hurricane Hattie". In 1964 verhuisde hij naar Engeland waar hij zijn internationale debuutalbum “Hard Road To Travel” uitbracht. Hierop stonden de nummers "Waterfall", een hit in Brazilië waarmee hij het Internationale Songfestival.won, "Wonderful World, Beautiful People" en het protestliedje "Vietnam". Ook werkte Cliff mee aan de soundtrack voor de film “The Harder They Come” (1973), waarin hij overigens ook zelf een rol speelde. Na een aantal albums reist hij naar Afrika om zijn Moslimgeloof te onderzoeken. Als hij terugkeert, scoort hij begin jaren ’80 een hit met “Treat The Youth’s Right” en daarna neemt hij met Kool & The Gang het album “Power & The Glory” (1983) op met daarop de hits “Reggae Nights”, “Sunshine In The Music” en “We All Are One”. Voor de opvolger daarvan, “Cliff Hanger” (1985), krijgt hij een Grammy Award, hetgeen zijn laatste grote internationale succes was. Daarna heeft hij eigenlijk alleen nog in Jamaica en in mindere mate ook in Engeland nog redelijk succes. Alleen zijn cover van Johnny Nash's "I Can See Clearly Now" (1993) doet het daarna nog goed in Amerika.

Linda Clifford
Linda Clifford werd in 1944 geboren in Brooklyn, New York. Al op zevenjarige leeftijd zong Linda professioneel en deed optredens op televisie. In de zestigerjaren zingt ze in diverse nachtclubs en begint haar eigen jazztrio, Linda & The Trade Winds. Haar eerste hit scoort ze in 1974 met het nummer “A Long, Long Winter”, waarna ze zich richting de disco ontwikkelt. Haar debuutalbum “Linda” (1977) en single “From Now On” doen het redelijk, maar haar doorbraak beleeft ze met het album “Runaway Love” (1978)” waarop ook The Jones Girls te horen zijn. Op dat album staat de hitsingle “If My Friends Could See Me Now”. Een jaar later scoort Linda opnieuw een hit met een eigen versie van het Simon And Garfunkel nummer “Bridge Over Troubled Water”, waarna ze samen met Curtis Mayfield nog een aantal duetten opneemt.

Club Nouveau
Club Nouveau werd opgericht in Sacramento in 1986 door Jay King, Denzil Foster, Thomas McElroy, Samuelle Pratter en Valerie Watson. King was ook de genius achter de hit “Rumours” (1986) van de The Timex Social Club. Club Nouveau scoorde een paar behoorlijke hits met “Jealousy”, “Why You Treat Me So Bad”, “Situation #9” en met name hun cover van Bill Withers’ “Lean On Me” (allen 1986 en 1987). In 1988 op het hoogtepunt van hun succes verlaten McElroy, Pratter en Foster de groep hetgeen min of meer het einde van de groep betekende.

Natalie Cole
Natalie Cole is de dochter van Nat 'King' Cole en begon in 1975 op 25-jarige leeftijd haar solo muziekcarrière. In dat jaar verschijnt haar eerste album, getiteld "Inseparable", die in Amerika in korte tijd de gouden status bereikt. Het album levert haar succes met de titeltrack en de clubhit "This Will Be (An Everlasting Love)" op. Een jaar later verdient ze met haar tweede gouden album “Natalie” twee Grammy Awards en scoort vanaf dat album de Amerikaanse nummer 1 hitsingle "Sophisticated Lady (She's A Different Lady)". Ook 1977 is een goed jaar voor Cole, want haar derde album "Unpredictable" krijgt dan de platina status, net als 1978 dat haar weer gouden platen oplevert voor "Our Love" en "Natalie Cole Live!". Daarna volgen wat minder goede tijden voor de zangeres met een scheiding en alcohol- en drugsverslaving, maar in 1979 komt ze terug en brengt tot 1985 diverse albums uit, echter zonder al te veel resultaat. Pas met het album "Dangerous" (1985) begint het tij weer langzaam te keren voor Natalie want dat album levert haar weer wat clubhits op. Het album "Everlasting" (1987) betekent de echte ommekeer met drie Amerikaanse hitsingles, te weten "I Live For Your Love", "Jump Start" en "Pink Cadillac" (een Bruce Springsteen cover). Daarna volgt in 1989 het album "Good To Be Back" met daarop de hitballad "Miss You Like Crazy". Het meeste succes heeft Natalie Cole met haar album "Unforgettable, With Love" (1991) waarop ze met wat geavanceerde elektronische trucs postuum duetten zingt met haar overleden vader en waarvan meer dan 10 miljoen exemplaren verkocht worden. Ook levert dit album haar 5 Grammy Awards op. Ook de opvolger "Take A Look" (1993) wordt goud en levert ook weer een Grammy op. Daarnaast speelt ze een rol in de TV film Lily In Winter en neemt een kerstalbum op. Het album "Stardust" (1996) bevat opnieuw een duet met haar vader ("When I Fall In Love") en levert wederom een Grammy op. Daarna volgen met wisselend succes tot in het nieuwe millennium nog diverse albums.

Collage
Collage was een R&B-groep uit Los Angeles die haar naam dankte aan de gevarieerde etnische samenstelling van de groep. Begin jaren ’80 werden ze gecontracteerd door het befaamde Solar platenlabel waarvoor ze met producer Nicholas Caldwell van The Whispers hun debuutalbum “Do You Like Our Music?” opnemen. Daarna volgen “Get In Touch” (1983) en “Shine The Light” (1985), waarop ook de clubhit “Romeo Where's Juliet?” staat.

Commodores & Lionel Richie
The Commodores werden in 1967 opgericht.in Tuskegee, Alabama. In 1971 brachten ze hun eerste weinig succesvolle single "Keep On Dancing" uit. Naast een toer met The Jackson 5 werkten ze in 1973 ook aan hun debuutalbum, waarvan de single "Machine Gun" de groep het eerste noemenswaardige hitparadesucces opleverde. Daarna volgden in 1975 de albums "Caught In The Act" en "Hot On The Tracks" (1976). 1977 was het definitieve doorbraakjaar voor The Commodores met hun eerste wereldtoer en megahits "Easy" en "Brick House" van het album "Commodores". Een jaar later leverde hun bijdrage "Too Hot Ta Trot" aan de film Thank God It's Friday ze de volgende hitsingle op en datzelfde jaar scoorden ze ook hun eerste Amerikaanse nummer 1 hit met "Three Times A Lady". Diverse albums volgden met als noemenswaardige hitsingles "Sail On" (1979), "Still" (1980) en "Lady (You Bring Me Up)" (1981). In 1981 besloot Lionel Richie solo te gaan en leken The Commodores voorbij te zijn maar in 1985 maakt de groep een geweldige comeback met het nummer "Nightshift", een ode aan Marvin Gaye en Jackie Wilson. Met deze plaat verdienen ze een Grammy Award voor Beste R&B plaat. Na de minder grote hits “Janet” (1985) en “Going To The Bank” (1986) is het dan echter definitief gedaan met de groep. Ondertussen ontwikkelt Lionel Richie zich langzaam tot megaster. Hij schrijft en produceert het liedje “Lady” voor Kenny Rogers en zingt een duet met Diana Ross ("Endless Love") dat de grootste Motown hit ooit wordt. Zijn solo debuutalbum "Lionel Richie" (1982) is ook meteen een groot succes en levert hem zijn eerste Amerikaans solo nummer 1 hit "Truly" op. Daarna volgt het album "Can't Slow Down" met de hits "All Night Long (All Night)", "Hello", “Love Will Find A Way" en "Running With The Night". Van dit album worden wereldwijd meer dan 10 miljoen exemplaren verkocht en het levert hem in 1984 een Grammy voor Album Van Het Jaar op. In 1985 schrijft hij samen met Michael Jackson de USA For Africa single "We Are the World". Een jaar later bestormt zijn ballad "Say You, Say Me" de hitlijsten (opgenomen voor de film White Nights) welke is terug te vinden op het album "Dancing On The Ceiling" (1986). Na dit album doet Richie het een paar jaar rustig aan om in 1992 terug te komen met de verzamelaar "Back To Front" met daarop ook drie nieuwe songs, waaronder de hit "Do It to Me". In 1996 verschijnt het duidelijk minder succesvolle album "Louder Than Words" en hetzelfde geldt voor "Time" (1996). Lionel Richie's album "Renaissance" brengt hem in 2001 dan toch weer een grote hit met “Angel” maar "Just For You" (2004) doet daarentegen weer weinig voor de artiest.

Con Funk Shun
Con Funk Shun was een soul, funk en dance band die in 1968 werd opgericht in Californië onder de naam Project Soul. Als ze in 1971 naar Memphis verhuizen veranderen ze hun naam in Con Funk Shun. De groep deed werk voor diverse Stax artiesten en hun tweede eigen album “Secrets” (1977) levert de groep de eerste hit "Ffun” op. Andere hits waren onder andere "Shake And Dance With Me" (1978), "Chase Me" (1979, "Got to Be Enough" (1980) en "Too Tight" (1981). Het laatste album van de groep was “Burnin’ Love” (1986), waarna de groep in 1986 uit elkaar gaat.

Eddie Conard
Eddie Conard is een van oorsprong Amerikaanse percussionist die sinds de jaren zeventig in Nederland woont en op albums van vele Nederlandse en buitenlandse artiesten te horen is. Hij werd in 1956 geboren in Virgina. In een uitwisselingsprogramma in 1974 is hij een paar weken te gast in Nederland en voelt zich hier thuis, waarna hij een een jaar later terugkomt om zich hier definitief te vestigen. In 1976 speelt Conard in een coverband op bruiloften en partijen en op één van die feesten begeleiden ze Lee Towers. Lee Towers is onder de indruk en vraagt Conard als gastmuzikant voor een album. Dat resulteert uiteindelijk in de samenwerking op het album “Absolutelee” dat in 1981 uitkomt. Rond diezelfde tijd werkt Eddie Conard ook samen met Jan Akkerman en Herman Brood en groeit hij uit tot een zeer bekende sessiemuzikant die met veel artiesten en bands samenspeelt. In die hoedanigheid werkt hij ook met internationale acts zoals bijvoorbeeld The Pointer Sisters, The Tramps en Tavares voor live-optredens. Onder de naam Eddie Conard & The American Dance Band brengt hij in 1982 de weinig succesvolle single “You Are Unique” uit en met de groep Eddy And the Soulband brengt hij in 1984 een album uit waarvan het nummer “Theme From Shaft” een redelijke hit wordt.

Controllers
De groep 'Soul' Controllers begon onder de naam The Epics. De groep maakte eind jaren ’70, begin jaren ’80 een aantal albums waarbij ballads de hoofdrol speelden. In 1984 tekenen ze een nieuw platencontract en werkt Stevie Wonder mee aan hun single “Crushed” die het behoorlijk doet in de Amerikaanse R&B hitlijst. Twee jaar later volgt de clubhit “Stay” (1986), maar verdere inspanningen van de groep leveren geen hits meer op.

Cool Notes
The Cool Notes was een Engelse groep uit Londen die uit 7 personen bestond. Hun vroegste opnames dateren van 1979, maar het duurt tot 1985 voordat ze een echte hit scoren. In 1985 gebeurt dat met het nummer “Spend The Night” die het niet alleen goed doet in de clubs maar ook in de mainstream hiparades in Europa. Daarna volgen de clubhits “In Your Car”, “You’re Never Too Young” en “Have A Good Forever”. Ook daarna volgen nog wat platen maar die doen niet zoveel meer voor de groep.

Alec Costandinos
Alec Costandinos werd in 1944 geboren in Cairo, Egypte. Zijn doorbraak kwam nadat hij een bescheiden hit schreef voor de Franse popster Dalida in 1970. Zijn schrijf- en studiowerk brachten hem in contact met Jean-Marc Cerrone hetgeen leidde tot de discoclassics “Love In 'C' Minor” en “Midnight Lady”, die terug te vinden zijn op het debuutalbum van Cerrone. In 1977 werkt Alec aan het album "Love And Kisses" van de gelijknamige studiogroep. Dit zorgt ervoor dat Alec Costandinos een gevestigde naam wordt in het internationale discocircuit. Daarna volgt “The Birds Of Paris” met de hits “Accidental Lover” en “I Found Love (Now That I Have Found You)”. Als één van de belangrijkste Constandinos-platen geldt tot op de dag van vandaag “Romeo & Juliet”, die hij uitbracht onder de naam The Syncophonic Orchestra. In 1978 leverde zijn bijdrage aan de discofilm "Thank God It's Friday" hem een gouden plaat en internationale hit op met zijn studioproject Love And Kisses. Tegelijkertijd bleef hij ook platen uitbrengen onder diverse andere namen, waarvan één van zijn laatste grote hits “You Must Be Love” weer onder de naam Love And Kisses was.

Patrick Cowley
Patrick Joseph Cowley werd in 1950 geboren in Buffalo, New York. Hij was drummer, maar speelde ook gitaar en keyboards. In 1971 gaat hij op 21-jarige leeftijd synthesizer studeren in San Francisco en eind jaren ’70 werkt hij met Sylvester aan hits als “You Make Me Feel (Mighty Real)” en “Dance Disco Heat”, waarop hij voor het eerst zijn kenmerkende synthesizer geluid ten gehore brengt. Deze hits leveren uiteindelijk het Sylvester hitalbum "Step II" op. In 1978 maakt Patrick Cowley ook een 16 minuten durende remix van " I Feel Love" voor Donna Summer die in 1981 door Casablanca Records commercieel wordt uitgebracht en tot op de dag van vandaag geldt als één van de populairste danceclassics ooit. Naast toeren met Sylvester bleef Cowley ook nauw betrokken bij de discoscène van San Francisco en samen met Marty Blecman richt hij in 1981 platenlabel Megatone Records op. Patrick Cowley's eerste solo hit was de single “Menergy” (1981) en het bijbehorende gelijknamige album. Een andere hit was “I Got A Line On You”, Patrick Cowley's versie van Randy California’s nummer uit 1969. Daarnaast werkte hij ook samen met Frank Loverde, met wie hij de track "Die Hard Lover" maakte. Snel daarna volgde de clubhit “Megatron Man” die later in 1982 terug te vinden is op het gelijknamige album. In datzelfde jaar werkt hij ook samen met Paul Parker, hetgeen leidt tot de hit “Right On Target”. Daarnaast scoort Patrick Cowley samen met Sylvester een enorme hit met “Do Ya Wanna Funk”, een plaat die met een budget van US$500 gemaakt werd. Als laatste neemt Cowley het album “Mind Warp” op voordat hij eind 1982 overlijdt aan AIDS. Met zijn muziek stond Cowley aan de wieg van de high-energy muziekstroming.

Randy Crawford
Randy Crawford werd in 1852 geboren als Veronica Crawford in Macon, Georgia. Als kind zong ze op school en in kerkkoren. Al op 15-jarige leeftijd begon ze op te treden, begeleid door haar vader. In 1972 trad ze voor het eerst op met jazzmusici als George Benson, Cannonball Adderley en Quincy Jones en in 1976 bracht ze haar debuutalbum “Everything Must Change” uit. In 1979 zong ze mee met The Crusaders op de titelsong van het album “Street Life”, dat een enorme hit werd. Een jaar later breekt ze ook zelf door met haar inmiddels vierde album “Now We May Begin” waarop de ballad “One Day I'll Fly Away” staat die in 1980 nummer 1 wordt in onder andere Nederland en Engeland. Daarna heeft Crawford nog behoorlijke hits met "You Might Need Somebody", "Rainy Night In Georgia" (beiden 1981), "One Hello" (1982) en “Nightline” (1983) en brengt met wisselend succes diverse albums uit.

Kid Creole & The Coconuts
Kid Creole werd geboren als Thomas August Darnell Browder in Montreal, Canada in 1950 en groeide op in de Bronx in New York. Hij begon zijn muziekcarrière in 1965 bij een lokaal bandje voordat hij in 1974 de groep Dr. Buzzard's Original Savannah Band opricht waarmee hij behoorlijk succesvol platen uitbrengt. August Darnell ging daarnaast voor andere artiesten produceren en nam in 1980 de naam Kid Creole aan (afgeleid van de Elvis Presley film King Creole). Hij richt samen met The Coconuts, een trio van achtergrondzangeressen inclusief zijn eigen vrouw, en een aantal andere muziekanten, waaronder vibrafoonspeler Andy Hernandez (beter bekend als Coati Mundi), een nieuwe band op ganaamd Kid Creole & The Coconuts. Hun debuutalbum “Off The Coast Of Me” (1980) bevat discomuziek maar doet maar weinig, maar de opvolger daarvan “Fresh Fruit In Foreign Places” (1981) doet het wat beter. Coati Mundi's "Me No Pop I" wordt daarop een behoorlijke hit in Engeland. In 1982 volgt het album “Tropical Gangsters,” waarmee ze voorl in Europa hoge ogen gooien met drie hits, te weten "Stool Pigeon", "Annie, I'm Not Your Daddy" en "I'm A Wonderful Thing, Baby". Volgende albums doen het weer een stuk minder goed al scoort Kid Creole nog wel behoorlijk hits met de singles "Endicott" (1985) en het door Prince geschreven "The Sex Of It" (1990).

Crown Heights Affair
De achtkoppige band Crown Heights Affair ontleende zijn naam aan de wijk met dezelfde naam in Brooklyn, New York waar zij vandaan kwamen. De groep werd opgericht in 1967 en noemde zichzelf eerst New Day Express. Hun eerste platencontract kregen ze in 1973 en leverde drie singles op, waarvan alleen de eerste, "Super Rod" (1974), in New York succes opleverde. Het volgende album kwam uit in 1975 en leverde de eerste echte hitsingle op getiteld "Dreaming A Dream". Het album "Do It Your Way" (1976) deed minder voor de band, net als het daarop volgende album "Dream World". Daarna volgt in 1979 "Dance Lady Dance" waarvan de titeltrack de hitlijsten haalt. In 1980 brengt Crown Heights Affair het album "Sure Shot" uit dat op zichzelf weinig doet maar wel de clubhit "You Gave Me Love" oplevert. Daarna wordt het stil rond de groep, met als enige noemenswaardige feit nog het album "Think Positive" (1982) met de bescheiden hit "Somebody Tell Me What To Do".

The Crusaders
De muziek van The Crusaders wordt gevormd op de straten van Texas als begin jaren ’60 vier jonge muzikanten naar Los Angeles verhuizen om daar bluesy jazz te gaan maken. In 1960 krijgen trombonist Wayne Henderson, tenor saxofonist en bassist Wilton Felder, pianist Joe Sample en drummer Nesbert "Stix" Hooper als The Jazz Crusaders een platencontract  De groep beschikt over een unieke kenmerkende trombone en saxofoon sectie die een reeks van jazzalbums uitbrengt die ze nationale bekendheid oplevert. Onder invloed van nieuw opkomende Engelse jazz en Motown soul geluiden raakt de band in tweestrijd omdat ze zowel de jazz van mensen als John Coltrane als de soul van Marvin Gaye kunnen waarderen. Als de jazz op zijn retour lijkt besluit de groep in 1971 het Jazz voorvoegsel te laten vallen. Hun album “Crusaders, Vol. 1” bevat een mix van pop, soul, jazz en R&B elementen. Daarna volgen diverse albums, waaronder “Street Life” (1978), waarna The Crusaders in 1979 een wereldwijde hit scoren met de gelijknamige titeltrack (waarop Randy Crawford de vocalen verzorgt). Daarna werken The Crusaders, zowel samen als individueel, in de studio met grote artiesten variërend van Marvin Gaye tot Steely Dan en Joni Mitchell. Vanaf de vroege jaren ’80, als groepsleden Henderson en Hooper The Crusaders verlaten neemt het succes af. De muziek van The Crusaders behoort inmiddels tot één van de meest gesampelde in de wereld. Artiesten zoals 2Pac, Queen Latifah, Ice Cube, Tyrese, Destiny’s Child, De La Soul, Lil Bow Wow, Blackstreet en US3 hebben gebruik gemaakt van hun muziek.