BEATFM

D

Doris D And The Pins & Risqué
Doris D (de naam werd ontleend aan Doris Day) stond voor danseres/zangeres Debbie Jenner. Deze uit Engeland afkomstige artieste was begin jaren '80 als danseres te zien in de videoclip “Funkytown” van Lipps Inc. Niet lang daarna werd ze leadzangeres van de meidengroep Doris D. And The Pins, die discohits scoorde met “Shine Up” (1980, nummer 1 in Nederland), Dance On (nummer 2 in 1980) en “The Marvellous Marionettes” (1981). Als The Pins, van wie gezegd werd dat ze nooit één noot zelf zongen, voor zichzelf beginnen gaat Debbie op zoek naar een aantal nieuwe Pins in Engeland. Met vier nieuwe Pins scoort Debbie nog wat bescheiden Nederlandse hits, waarvan “Starting At The End” (1984) het enige en overigens laatste noemenswaardige wapenfeit is. De oude Pins gaan ondertussen verder als Risqué en scoren late discohits met “The Girls Are Back In Town”, “Starlight”, “Thunder & Lightning” (allen 1982) en “Burn It Up” (1983). Met de meeste van deze platen hebben de dames ondanks hun zeer beperkte vocale capaciteiten zelfs, zij het bescheiden, internationaal succes.

D-Train
Zie James "D-Train" Williams.

Taylor Dayne
Taylor Dayne (echte naam Leslie Wonderman) begon haar muziekcarrière bij de rockgroepen Felony en Next, overigens zonder veel succes. Haar eerste soloplaat is "Tell It To My Heart"; die haar in 1987 een hit bezorgt. Een jaar later volgt het gelijknamige album die haar verder ook nog de hits "Prove Your Love", "I'll Always Love You" en "Don't Rush Me" oplevert. Daarna volgt het album “Can't Fight Fate” die het in Amerika weer goed doet maar daarbuiten weinig indruk maakt. Amerikaanse hitsingles van dat album zijn "With Every Beat Of My Heart" en "Love Will Lead You Back". Daarna volgt het album “Send Me A Lover” met als bescheiden hit "Can't Get Enough Of Your Love" (een remake van het bekende nummer van Barry White). In 1998 maakt ze een comeback met het album “Naked Without You”.

Dayton
De groep Dayton kwam uit Ohio en de heren toerden als muzikanten met artiesten als Quincy Jones, Stephanie Mills en Ashford & Simpson. Vanaf het album “Hot Fun” (1982), met daarop de gelijknamige clubhit, beginnen ze ook zelf als band bekendheid te krijgen. Hun hoogtepunt beleven ze met het album “Feel The Music” (1983), waarop de internationale hit “The Sound Of Music” terug te vinden is. In 1985 brengen ze hun laatste album “This Time” uit.

Dazz Band
De Dazz Band was een funk band en kwam in de jaren ’70 voort uit de fusiongroep Telefunk, een samenvoeging van de woorden Danceable Jazz, nadat ze zichzelf in eerste instantie Kinsman Dazz noemden. De groep werkte met Philip Bailey van Earth, Wind & Fire aan hun eerste album “Kinsman Dazz”. Als ze zich in 1980 de Dazz Band noemen, worden ze gecontracteerd door Motown en nemen een aantal weinig succesvolle albums op. Ze beleven hun doorbraak in 1982 met het album “Keep It Live” met daarop de hit "Let It Whip", die nummer 1 wordt in de Amerikaanse R&B hitlijst en waarvoor ze een Grammy Award winnen. Daarna volgen een reeks van Motown-albums met als noemenswaardige hits de internationale klapper “Let It All Blow”, “Joystick” (beiden 1984) en “Hot Spot” (1985).

De La Soul
De La Soul was een Amerikaanse hip-hop groep met als leden Kelvin Mercer (Posdnuos, Mercenary, Plug Wonder Why, Plug One), David Jude Jolicoeur (Trugoy the Dove, Dave, Plug Two) en Vincent Mason (P.A. Pasemaster Mase, Maseo, Plug Three). De drie richtten de groep op de middelbare school, waar ze ontdekt werden door producer Paul Huston (Prince Paul), ook wel aangeduid als Plug Four. Zowel hun single "Me, Myself And I" (1989) als hun debuutalbum “3 Feet High And Rising” (1988) werden enorme hits. Met “3 Feet High And Rising” introduceerde De La Soul ook hun "D.A.I.S.Y. Age"-concept (een afkorting die stond voor "da inner sound, ya'll") in de hip-hop wereld, die ze de bijnaam “hippies van de hip-hop” opleverde. Daarnaast leverde het album de singles “Buddy”, “Eye Know,” “Say No Go” en “The Magic Number” (allen 1989) op. Hun tweede album “De La Soul Is Dead” (1991) deed het wat minder goed, maar leverde nog wel de hitsingle “Ring Ring Ring (Ha Ha Hey)” op. Daarna volgt het album “Buhloone Mindstate” (1993) dat commercieel maar weinig doet voor de groep, maar uit artistiek oogpunt vaak als De La Soul’s hoogtepunt wordt gezien. Later inspanningen doen nog maar weinig.

Dead Or Alive
Dead Or Alive was een Engelse high-energy groep die in 1980 opgericht werd in Liverpool met als voorman Pete Burns. Burns had daarvoor bij de groepen Mystery Girls en Nightmares In Wax gezeten. Het debuut voor Dead Or Alive was "I'm Falling" (1980) maar deed weinig. Meerdere weinig succesvolle singles en een EP volgden, totdat de groep in 1984 een cover van KC And The Sunshine Band's "That's The Way (I Like It)" uitbracht, die in Engeland de hitlijst bereikte en het vooral ook goed deed in de clubs. Het album “Sophisticated Boom Boom” deed het ook behoorlijk goed, maar als een jaar later het door Stock Aitken & Waterman geproduceerde "You Spin Me Round (Like A Record)" verschijnt, heeft de groep haar eerste Engelse nummer 1 hit te pakken. Het bijbehorende album “Youthquake” levert verder nog de hits "Lover Come Back To Me", "In Too Deep" en "My Heart Goes Bang" op. In 1986 verschijnt "Brand New Lover" die het ook nog aardig doet, maar daarna neemt het succes af.

Hazell Dean
Hazell Dean werd geboren in 1956 in Great Baddow, Essex in Engeland en begon haar muziekcarrière in de jaren ’70. In de jaren ’80 scoorde ze diverse hits met het bekende Engelse producerstrio Stock, Aitken & Waterman. Ook werd ze driemaal tot Best Live Performer uitgeroepen door de Federation Of American Dance Clubs. Dean had haar grootste hits met "Searchin'", "Jealous Love", "Whatever I Do", "Back In My Arms" (allen 1984), "No Fool (For Love)" (1985), "They Say It's Gonna Rain" (1986) en "Who's Leaving Who" (1988, cover van de Anne Murray-hit), waarvan de meeste het vooral goed deden in Engeland. Haar laatste hit scoorde ze met "Love Pains" (1989, cover van Yvonne Elliman). Ze produceerde en schreef ook voor andere artiesten, waaronder “It’s A Sin” van Miquel Brown. Ook deed ze tweemaal mee aan de Engelse voorronden van het Eurovisie songfestival.

DeBarge
Tommy en Bobby DeBarge vormden in 1975 de groep Switch, samen met Jody Sims, Greg Williams, Phillip Ingram en Eddie Fuellen. De groep werd ontdekt door Jermaine Jackson die ze in 1977 een platencontract met Motown bezorgde en Switch maakte diverse hits voor het Gordy label van Motown. In 1979 kregen ook Eldra, Mark, James, Randy en Bunny een contract met Motown, waarna de groep The DeBarges ontstond. Het eerst album van de groep getiteld The DeBarges (1981) deed maar weinig, maar een jaar na het verschijnen van dat album bereikt de opvolger daarvan, “All This Love”, in Amerika de gouden status. De nummers "I Like It" en titeltrack van dat album worden grote hits. In 1983 brengt de groep het album “Special Way” uit dat wederom de gouden status bereikt en de hits "Be My Lady", "In A Special Way", "Time Will Reveal", "Stay With Me" en "A Dream" bevat. In 1984 trouwt groepslid James DeBarge voor korte tijd met Janet Jackson. Een jaar later scoort DeBarge met "Rhythm Of The Night" (1985) van het gelijknamige album hun grootste hit. Op dat album staan ook de hits "Who's Holding Donna Now?" en "You Wear It Well". In 1986 verlaat El DeBarge de groep en begint een redelijk succesvolle solocarrière met als bekendste wapenfeit “Who’s Johnny” (1986) uit de film Short Circuit. Ook Chico DeBarge heeft nog kortstondig solosucces met de single “Talk To Me” (1986). Het laatste DeBarge album komt in 1987 uit met de titel “Bad Boys” maar levert geen noemenswaardige resultaten op voor de groep.

Deja
Zie ook Aurra & Deja

Delegation
Delegation werd in 1975 in Engeland als trio opgericht door de Jamaicaanse Ricky Balley en wisselde regelmatig van bezetting, waarbij Balley de enige stabiele factor was. Al snel na de oprichting komt de groep in contact met Ken Gold, die ook verantwoordelijk was voor het succes van The Real Thing. Naast de vele singles die de band uitbracht mag het album "Eau de Vie" (1979) als hoogtepunt van de groep beschouwd worden. Op dat album staan de op BeatFM veel gedraaide hits “Heartache No. 9”, “You And I” en “Put A Little Love On Me”.

Eumir Deodato
De Braziliaanse Eumir Deodato verhuisde in 1968 naar New York en begon zijn carrière als schrijver en arrangeur voor grote artiesten als Astrud Gilberto, George Benson, Frank Sinatra, Roberta Flack en Aretha Franklin. In 1972 nam hij zijn debuut album "2001 Space Concert" op met daarop de hit "Also Sprach Zarathustra" die ook gebruikt werd als thema voor de Stanley Kubrick film 2001: A Space Odyssey. Diverse albums volgen, maar pas in 1978 komt er weer echt groot succes met de instrumentale single "Whistle Bump". Daarna volgt in 1979 "Knights Of Fantasy" met de hit "Shazam". Begin jaren ’80 besluit Deodato zich ook weer te gaan concentreren op studiowerk voor anderen. Naast zijn eigen album "Night Cruiser" (1980), produceert hij muziek voor de groep Kool & The Gang (onder andere de hits "Ladies' Night" en "Celebration"). Verder werkt hij met Earth Wind & Fire, Michael Franks, Gwen Guthrie, The Breakfast Club, The Dazz Band, One Way, Con-Funk-Shun, Kleeer en Brenda K. Starr. In 1982 brengt hij zijn volgende eigen album "Happy Hour" uit. De titeltrack en in mindere mate ook "Keep On Movin'" leveren hem weer hits op. Zijn laatste hit scoort hij met "S.O.S. (Fire In The Sky)" van het album "Motion" (1984). Zijn laatste album is "Somewhere Out There" (1989). Daarna blijft hij nog wel productiewerk voor anderen doen (onder andere voor Bjork en K.D. Lang).

Destiny’s Child
Destiny's Child werd in 1990 opgericht in Houston, Texas, toen de originele groepsleden Beyoncé Knowles en LaTavia Roberson pas negen jaar oud waren. De vader van Beyoncé hielp de groep, die zich eerst Girl’s Tyme noemde, ontwikkelen. Kelly Rowland was een schoolvriendin van LaTavia en werd ook lid van de groep waarna ze bij de familie Knowles introk. In 1993 kwam LeToya Luckett bij de groep. De groepsnaam werd veranderd in Destiny’s Child, die werd bedacht door Beyoncé’s moeder naar aanleiding van een hoofdstuk uit de Bijbel. Ze deden om te beginnen vooral optreden in voorprogramma’s van R&B acts als SWV en Dru Hill. In 1995 tekende Destiny's Child een platencontract maar er werd geen album uitgebracht. Twee jaar later meldde zich een nieuwe platenmaatschappij en in 1998 verscheen hun eerste opname "Killing Time" op de soundtrack van de film Men In Black. Datzelfde jaar verschijnt ook hun debuutalbum “Destiny’s Child”, waarvan de eerste single "No, No, No" meteen een Amerikaanse R&B nummer 1 hit wordt. Daarna volgt het album “The Writing's On The Wall” (1999) met de hits "Bills, Bills, Bills", de eerste pop nummer 1 hit voor de groep, en "Bug A-Boo". In 2000 verlaten LeToya Luckett en LaTavia Roberson de band en worden Michelle Williams en Farrah Franklin als nieuwe leden aangesteld en wordt de tot op heden grootste Destiny’s Child hit "Say My Name" uitgebracht, waarvoor ze twee Grammy Awards krijgen. Daarna volgt de hitsingle "Jumpin' Jumpin'" en verlaat Farrah Franklin de groep weer. Het album “The Writing's On The Wall” wordt 8 keer platina in Amerika en er worden wereldwijd meer dan 13 miljoen exemplaren van verkocht. Na het vertrek van Franklin gaat de groep als trio verder en neemt het thema voor de film Charlie's Angels op met de titel "Independent Women, Pt. 1" (2000), die ook weer een enorme hit wordt. In 2001 verschijnt het album “Survivor” met daarop de gelijknamige single, "Bootylicious", een cover van "Emotion" van de Bee Gees en “Nasty Girl”. “Survivor” wordt 4 keer platina in Amerika. Ondertussen beginnen de groepsleden ook redelijk succesvolle solocarrières. Michelle Williams brengt gospel albums uit en Kelly Rowland scoort een enorme hit met "Dilemma", een duet met Nelly die haar ook nog eens een Grammy oplevert. Beyoncé Knowles brengt haar eerste solosingle "Work It Out" uit, afkomstig van de Austin Powers soundtrack voor de film Goldmember, en ook het succesvolle solo-album “Dangerously In Love” (2003) met daarop de hits "Crazy In Love", "Baby Boy", "Me, Myself And I" en "Naughty Girl". Tenslotte verschijnt in 2004 het tot op heden laatste Destiny’s Child album “Destiny Fulfilled” met daarop de hits "Soldier" en "Lose My Breath". Laatste wapenfeit van Beyoncé is haar tweede solo-album “B’day” (2006).

Divine
Harris Glenn Milstead werd in 1945 geboren en werd vooral bekend door zijn travestiete alter ego Divine. Hij begon zijn carrière als acteur in de jaren ’60 en had rollen in diverse films van John Waters (onder andere Pink Flamingos, Female Trouble, Polyester, Hairspray en Lust In The Dust). Daarnaast kreeg hij in de jaren ’80 succes als zanger met platen geproduceerd door Bobby Orlando. Enkele van zijn hits waren "Native Love (Step By Step)" (1982), "Shoot Your Shot" (1983)  "Love Reaction" (1983)  "Shake It Up" (1983) en "You Think You're a Man" (1984), waarvan de laatste geproduceerd werd door Stock, Aitken & Waterman. In 1988 overleed hij, mede veroorzaakt door zijn overgewicht.

Dolly Dots
De Dolly Dots was een Nederlandse meidengroep die bestond van 1979 tot 1988 en was een project van Peter van Asten en Richard Dubois. De Dolly Dots scoorden vele hits binnen en buiten Europa en hadden op hun hoogtepunt een eigen televisieserie, eigen poppen, uitverkochte concerten in Carré en speelden in een eigen speelfim. Naast vele poppie hits scoorden ze internationale discohits met "P.S." (1981), "Stop" (1981) en "Do You Wanna Wanna" (1982). In februari 1988 gaat de groep uit elkaar vanwege teruglopend succes.

Doobie Brothers
De groep The Doobie Brothers ontstond in 1969. In 1970 komt zanger, gitarist en liedjsschrijver Patrick Simmons bij de band. Een jaar later, in 1971, brengen ze hun debuutalbum uit, vernoemd naar de groep. Hun tweede plaat “Minute By Minute” (1972) levert de hits "Listen to the Music" en "Jesus Is Just Alright" op. Diverse albums en hits volgen, waaronder de hitsingles "Long Train Runnin'" en "China Grove" (beiden 1973). In 1976 komt Michael McDonald bij de groep wat resulteert in het album “Takin' It To The Streets” (1976), waarop een “blue-eyed” soul geluid overheerst. In 1978 verschijnt de plaat “Minute By Minute” (1978) met daarop hun één van hun grootste hits, "What a Fool Believes". Voor dat nummer krijgen the Doobie Brothers een Grammy Award als plaat van het jaar. Een andere hit van de groep is daarna nog "Real Love" (1980). Maar vrij kort daarna verlaat Patrick Simmons de groep en gaat Michael McDonald solo waardoor er weinig van de groep overbijft. In 1989 komt de groep bij elkaar en verschijnt er weer een album met de titel “Cycles” met de bescheiden hit "The Doctor". In de jaren ’90 toert de band veelvuldig in diverse samenstellingen. Een nieuwe plaat staat gepland voor 2010.

Double Exposure
In 1968 ontstond als voorloper van Double Exposure de band United Image. Begin jaren ’70 namen ze hun eerste single "African Bump" op en kregen daarna als Double Exposure een platencontract met Salsoul Records. Hun eerste Salsoul plaat "Ten Percent" was tevens de eerste commercieel uitgebrachte al 12 inch ooit. De plaat werd een behoorlijke hit net als het gelijknamige album. Daarna volgden met aanmerkelijk minder resultaat de albums "Four Play" en "Locker Room" waarna in 1979 de band ontbonden werd.

Will Downing
De uit Brooklyn, New York afkomstige zanger Will Downing was eind jaren ’70 een veelgevraagde sessiemuzikant en werkte als zodanig mee aan platen van Rose Royce, Billy Ocean en Jennifer Holiday. Downing was ook zanger in de groep Wally Jump Jr. van producer Arthur Baker en werkte met Baker aan zijn solo-album “Will Downing” (1988), die hem een bescheiden hit oplevert met een cover van John Coltrane's "A Love Supreme". Daarnaast heeft hij in 1989 een hitje met "Where Is the Love", een duet met de Engelse soulzangeres Mica Paris. Zijn volgende albums “Come Together As One" (1989) en “A Dream Fulfilled” (1991) doen het alleen redelijk in Engeland. Tot op de dag van vandaag blijft hij echter platen maken, zonder hitparade resultaat.

George Duke
George Duke werd geboren in San Rafael, Californië en begon met muziek maken in de kerk. Hij studeerde muziek in San Francisco en studeert af als trombone- en contrabasspeler in 1967. George en Al Jarreau vormen daarna een groep waarmee ze in clubs in San Francisco optreden. Duke rondt ondertussen ook nog een universiteitsstudie muziek componeren af en geeft korte tijd les in jazz en Amerikaanse cultuur. Rond diezelfde tijd begint hij ook jazzalbums uit te brengen. In 1969 belandt hij bij Frank Zappa’s groep Mothers Of Invention. Ook werkt hij begin jaren ’70 met Julian "Cannonball" Adderly. In 1975 vormt hij met Stanley Clarke de funkband The Clarke/Duke Project om een jaar later als soloartiest een aantal fusion albums uit te brengen, zoals “From Me To You” (1976) en het funky “Reach For It” (1978). Ook gaat hij eind jaren ’70 produceren voor andere artiesten, waaronder A Taste Of Honey (hun single "Sukiyaki" wordt een Amerikaanse nummer 1 hit), Jeffrey Osborne (drie albums en de hitsingles "Stay With Me Tonight" en "On The Wings Of Love") en Deniece Williams (onder andere de hitsingle "Let's Hear It For The Boy"). Ondertussen heeft George ook succes met zijn The Clarke/Duke Project, dat in Amerika een nummer 1 hit scoort met "Sweet Baby". Verder werkt hij met aansprekende namen als Melissa Manchester, Barry Manilow, The Pointer Sisters, Howard Hewett, Chante Moore, Gladys Knight, Keith Washington, Johnny Gill en Anita Baker. Andere eigen hoogtepunten zijn de albums “Dream On” (1982), “Reach Out” (1983), “Guardian Of The Light” (1983), “Thief In The Night” (1985) en “George Duke” (1986). George Duke krijgt tijdens zijn carrière diverse Grammy-nominaties en tot op de dag van vandaag blijft hij muziek maken en brengt nog regelmatig nieuwe platen uit.

Candy Dulfer
Candy Dulfer is de dochter van saxofonist Hans Dulfer, en trad al op jonge leeftijd op met haar vader. Op 11-jarige leeftijd maakte ze haar eerste plaat met haar vader en in 1982 trad ze op met de band Own Cultivation tijdens het North Sea Jazz Festival en was daarmee de jongste band uit de geschiedenis van North Sea Jazz. Drie jaar later richtte ze haar eigen band op, de Funky Stuff. In 1987 speelde Candy Dulfer in het voorprogramma van Madonna in het Feyenoord-stadion in Rotterdam en niet veel later vroeg ook Prince haar om op te treden in zijn voorprogramma voor zijn concerten in Nederland. Drie dagen voor het optreden zei Prince onverwachts af. Na een boze brief van Dulfer, mocht ze een nummer met hem spelen, dat zo'n indruk op Prince maakte dat hij haar vroeg om met hem aan enkele projecten in de Verenigde Staten te werken. Zo was ze ook te zien in de videoclip van het nummer “Partyman” van Prince. In 1989 maakte Dulfer daarnaast enkele nummers met Dave Stewart, gitarist van Eurythmics. Eén van deze nummers “Lily Was Here” (1989), de titeltrack van de Nederlandse speelfilm De Kassière, werd eind 1989 een nummer 1-hit in Nederland. Een jaar later verscheen haar debuut soloalbum “Saxuality” (1990) waarvan wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren werden verkocht. Daarop stond de gelijknamige hitsingle en de hit “Heavenly City”. In 1993 verscheen het album “Sax-A-Go-Go”, waarvan de gelijknamige single een hit werd werd. Tussen al haar eigen activiteiten door speelde Candy opnieuw met artiesten als Prince en Van Morrison tijdens hun concerten. Ook speelde zij mee op enkele Prince-producties. Het vierde studioalbum “For The Love Of You” kwam in 1996 uit. Daarna volgden de albums “Girls Night Out” (1999), “Live In Amsterdam” (2000), “Right In My Soul” (2003), “Candy” (2007), “Funked up & Chilled Out” (2009) en “Crazy” (2011) met wisselend succes.

Dynasty
Dynasty was een creatie van de baas van platenlabel Solar, Dick Griffey en Leon Sylvers. Hun eerste single "I Don't Want To Be A Freak (But I Can't Help Myself)" van hun album "Your Piece Of The Rock" (1979) werd meteen een hit. Het Dynasty-geluid was net zo duidelijk herkenbaar als een Solar band als bijvoorbeeld The Whispers, Shalamar en Midnight Star. Het tweede album "Adventures In The Land Of Music" werd in 1980 uitgebracht en leidde tot de hit "I've Just Begun To Love You". Het derde Dynasty album heette "The Second Adventure" maar deed niet zoveel buiten de single "Here I Am". Nog twee albums volgden, "Back At 'Cha" en "Out Of Control", voordat de groep begin jaren ’80 uit elkaar ging. Daarna werd Leon Sylvers een succesvolle producer van artiesten als Howard Hewett, Ahmad Jamal, The Brothers Johnson, Glenn Jones, Blackstreet and Dr. Dre.