J

Jacksons
The Jackson waren zonder enige twijfel de discofamilie bij uitstek. De zonen en dochters van Katherine en Joe Jackson bleken namelijk stuk voor stuk, zowel samen als individueel, uiterst talentvol te zijn. De oudste broers begonnen in 1962 op te treden met in de gelederen neven Johnny Jackson en Ronnie Rancifer die later werden vervangen door Marlon en de toen vijf jaar oude Michael. Vader Joe werd manager van de groep die eerst door het leven ging als Ripples & Waves Plus Michael, daarna The Jackson Brothers en uiteindelijk The Jackson 5. In 1966 won The Jackson 5 een plaatselijke talentenjacht, hetgeen in 1967 leidde tot hun eerste studio-opnames. De eerste single van de groep was "Big Boy", die ze een plaatselijke hit opleverde. In 1968.tekenden ze bij Motown, waarna in 1969 de single "I Want You Back" werd uitgebracht. Die plaat werd meteen een enorme hit, net als de opvolger "ABC". Hun derde album, toepasselijk getiteld "Third Album", brengt de ballad "I'll Be There", die Motown’s best verkopende single ooit wordt. Door het succes van de groep, die vele nummer 1 hits voortbrengt, ontstaat een rage die onder ander leidt tot speelgoedpoppen van de groepsleden en een tekenfilm over de jongens. Na een tijdje gaan Michael en Jermaine ook werken aan een solocarrière die in 1971 voor Michael de hitsingles "Got To Be There" en "Rockin' Robin" oplevert en een jaar later “Ben”. In datzelfde jaar komt Jermaine voor de dag met zijn eerste solohit "Daddy's Home". In 1976 verlaat de groep Motown wat ze ertoe dwingt hun naam te veranderen in The Jacksons. Jermaine verlaat dan de groep omdat die inmiddels getrouwd is met de dochter van Motown-directeur Berry Gordy en wordt vervangen door jongere broer Randy. In 1976 brengt de groep het album "The Jacksons" uit dat geschreven en geproduceerd wordt door Gamble & Huff, maar dat album doet niet veel, net als de opvolger "Goin' Places" (1977). Wanneer The Jacksons artistiek zelf de touwtjes in handen nemen op het album "Destiny" (1978) gaat het weer bergopwaarts met de groep. Het album brengt de inmiddels als danceclassic te boek staande nummers "Blame It On The Boogie" en "Shake Your Body (Down To The Ground)" voort. Een jaar later brengt Michael zijn succesvolle solo-album "Off The Wall" uit. In 1980 is het dan weer tijd voor een groepsalbum: "Triumph" levert een Grammy-nominatie op en de hits "Lovely One", "Walk Right Now" en natuurlijk "Can You Feel It", die mede dankzij de (eerste) Jackson videoclip een wereldwijde hit wordt. Het bijna onmetelijke succes van Michael's volgende solo-album "Thriller" betekent min of meer het einde van de groep. Samen met Jermaine maakt de groep nog wel het succesvolle album "Victory" (1984) met daarop onder andere een duet met Mick Jagger ("State Of Shock"), maar daarna verlaten Michael en Marlon The Jacksons. De gebroeders komen in 1989 nog eens bij elkaar voor album "2300 Jackson Street", maar dat levert niet het gewenste resultaat op. In 2009 overlijdt Michael Jackson plotseling, net voor hij een lange reeks van afscheidsconcerten gepland heeft. Geruchten over een op handen zijnd nieuw Jackson album houden echter al enige tijd aan dus wie weet…

Freddie Jackson
Freddie Jackson werd in 1956 geboren in Harlem, New York en begon met zingen in de kerk. Na bij de groep LJE (Laurence Jones Emsemble) gezongen te hebben, verhuist Jackson begin jaren’ 80 naar Californië en wordt zanger bij de groep Mystic Merlin. Daarmee zingt hij op het album “Full Moon” (1982). In 1984 verhuist hij terug naar New York waar hij demo’s inzingt voor liedjes van Paul Laurence. Als hij in een New Yorkse club optreedt, wordt hij benaderd door Melba Moore, waarna hij achtergrondvocalen doet voor haar en andere artiesten, zoals Evelyn "Champagne" King en Glenn Jones. Als Jackson een eigen platencontract tekent brengt hij al snel het album “Rock Me Tonight” (1985) uit. Zowel het album als "Rock Me Tonight (For Old Times Sake)" worden hits in zowel Amerika als Europa. In 1986 neemt Freddie Jackson het duet "A Little Bit More" op met Melba Moore voor haar album “A Lot Of Love” en brengt zijn eigen album “Just Like The First Time” uit met onder andere de hit "Jam Tonight". Samen met Paul Laurence schrijft hij verder voor Lillo Thomas ("Trust Me") en Melba Moore ("Keepin' My Lover Satisfied"). Het volgende Freddie Jackson album “Don't Let Love Slip Away” (1988) levert de hit "Nice And Slow" op. Ook in de jaren ’90 en daarna blijft de zanger albums uitbrengen, maar die doen het eigenlijk alleen nog redelijk in de Amerikaanse R&B hitlijst.

Janet Jackson
Janet Damita Jo Jackson werd in 1966 geboren in Gary, Indiana als jongste telg van de welbekende familie Jackson. Ze trad voor het eerst op tijdens een show van haar broers in 1973 toen ze zeven jaar oud was. In 1977 speelde ze een rol in de TV serie "Good Times" en later ook in andere TV series. In 1982 nam ze haar eerste plaat op met de titel "Young Love". Het bijbehorende album "Janet Jackson" deed niet al te veel stof opwaaien. Een jaar later speelde Janet een rol in de TV serie "Fame". Weer een jaar later trouwde ze met zanger James DeBarge om daarvan in datzelfde jaar weer te scheiden. Tevens bracht ze in 1984 haar weinig succesvolle tweede album "Dreamstreet" uit. Daarna komt ze in contact met het bekende producersduo Jimmy Jam and Terry Lewis, waarmee ze het hitalbum "Control" opneemt. Diverse hitsingles worden van dat album uitgebracht waaronder "What Have You Done For Me Lately," "Nasty," "When I Think Of You". "The Pleasure Principle", "Let's Wait Awhile" en de gelijknamige titeltrack. Van het album worden uiteindelijk meer dan 5 miljoen exemplaren verkocht. In 1989 brengt Janet haar volgende album "Rhythm Nation 1814" uit, wederom geproduceerd door Jimmy Jam and Terry Lewis, met daarop de hits "Miss You Much", "Escapade", "Black Cat", "Love Will Never Do (Without You)", "Rhythm Nation", "Alright" en "Come Back To Me". Daarmee wordt Janet Jackson de eerste artiest die in Amerika zeven top 5 hits van één album scoort. In 1992 neemt ze het duet "The Best Things In Life Are Free" op met Luther Vandross (voor de film “Mo' Money”) en ook gaat ze weer acteren, onder andere in de film Poetic Justice (met rapper Tupac Shakur). Een jaar  later volgt het album "Janet" met de hits "That's The Way Love Goes", "If", "Again", "Because Of You", "Any Time, Any Place" en "You Want This". Van dit album worden zeven miljoen exemplaren verkocht. In 1995 doet Janet een duet met broer Michael ("Scream") en haar verzamelalbum "Design Of A Decade 1986-1996" bevat ook de nieuwe hit "Runaway". Het album "The Velvet Rope" wordt uitgebracht in 1997 met daarop "Together Again", "Got 'Til It's Gone" met daarop een sample van Joni Mitchell en "I Get Lonely". Een samenwerking volgt met Busta Rhymes ("What's It Gonna Be?!") in 1999 en een jaar later wordt haar bijdrage aan de Eddie Murphy film "The Nutty Professor II: The Klumps" in de vorm van de single "Doesn't Really Matter" een enorme hit. 2001 brengt het redelijk succesvolle album"All For You" met de hit "Someone To Call My Lover", maar haar album "Damita Jo" doet maar weinig net als haar meest recente inspanning.

Jermaine Jackson
Jermaine Jackson werd in 1954 geboren in Gary, Indiana, als één van de gebroeders Jackson. Hij genoot met name in de jaren ’70 en ’80 succes met The Jackson 5 en latere Jacksons, maar behaalde ook de nodige solosuccessen. Zijn solo debuutalbum "Jermaine" werd in 1972 uitgebracht en leverde de hit "Daddy's Home" op. De opvolger daarvan, "Come Into My Life" (1973), deed echter maar weinig. Hij trouwde in 1974 met de dochter van Motown directeur Berry Gordy en dit veroorzaakte dat hij in 1976, toen The Jackson 5 Motown verlieten, brak met de groep van zijn broers. Datzelfde jaar bracht hij zijn derde solo-album uit, getiteld "My Name Is Jermaine". Een aantal minder succesvolle albums volgt daarna tot hij in 1979 met Stevie Wonder samenwerkt, die voor hem het "Let's Get Serious" album schrijft en produceert. De gelijknamige titeltrack van dat album levert hem een forse hit op. Een aantal minder succesvolle albums volgt en in 1983 keert Jermaine terug bij The Jacksons om het album "Victory" op te nemen. Een nieuw solocontract leidt tot productiewerk voor het debuutalbum van Whitney Houston en in 1984 tot zijn volgende solo-album "Dynamite". Het album genereert twee clubhits, "Dynamite" en "Tell Me I'm Not Dreaming", en de hitballad "Do What You Do" dat zijn grootste hit ooit wordt. Zijn enige noemenswaardige solosucces blijft daarna beperkt tot een duet met Pia Zadora ("When The Rain Begins To Fall").

Michael Jackson
Michael Jackson begint al op zeer jonge leeftijd te zingen bij The Jackson Five. In 1978 krijgt Michael een rol in de filmmusical "The Wiz" waarvan de single "Ease On Down The  Road" (met Diana Ross) een redelijke hit wordt. Hij neemt in 1979 zijn eerste solo-album "Off The Wall" op met Quincy Jones dat, mede dankzij de discorage, een enorme hit wordt. Naast de titeltrack worden "Don't Stop 'Til You Get Enough", "Rock With You" en de ballad "She's Out Of My Life" grote hits. Het duurt tot 1982 voordat Michael en Quincy Jones een nieuw album uitbrengen, maar dat blijkt het wachten waard te zijn. Het album "Thriller" wordt een megahit waarvan wereldwijd meer dan 40 miljoen exemplaren worden verkocht. De plaat levert daarnaast 7 hitsingles op (onder andere “Billie Jean”, “Wanna Be Startin’ Somethin’” en de titeltrack) die in Amerika allemaal top 10 hits worden, hetgeen tot dan toe geen enkele andere artiest gelukt was. Een deel van het succes kan verklaard worden door de bijzondere videoclips die Jackson maakt voor de singles. Het ongeëvenaarde succes van het album leidt ertoe dat het weer drie jaar duurt tot de opvolger "Bad" (1987) uitkomt. Het wederom door Quincy Jones geproduceerde album is weliswaar weer een goed verkopend album maar kan het enorme succes van "Thriller" niet evenaren. Weer worden er 7 singles van het album getrokken, waaronder "Bad", "The Way You Make Me Feel", "Man In The Mirror" en "Dirty Diana". Daarna gaat het, vooral persoonlijk, wat minder met Michael Jackson. In 1992 brengt hij "Dangerous" uit die de hits "Black Or White", "Jam", "Remember The Time" en "In The Closet" oplevert. Daarna duurt het tot 2001 tot hij weer met een nieuw album komt. "Invincible" doet echter niet wat ervan verwacht wordt. In 2009 overlijdt Michael Jackson plotseling, net voor hij een lange reeks van afscheidsconcerten gepland heeft.

Peter Jacques Band
Producersduo Jacques Fred Petrus en Mauro Malavasi richtten in 1979 de Peter Jacques Band op. Petrus en Malavasi waren ook verantwoordelijk voor het succes van onder andere Change, High Fashion, Zinc, The Ritchie Family en de BB&Q Band. De band was een studioproject waarvoor Petrus met sessiemuzikanten liedjes opnam en waarvoor hij vervolgens een band huurde om mee te toeren. Het geluid van de groep vertoonde grote overeenkomsten met dat van Change, mede doordat dezelfde sessiemuzikanten gebruikt werden voor beide bands. Het eerste album van de Peter Jacques Band was "Fire Night Dance" (1979). Een jaar later volgde "Welcome Back" met daarop de clubhits "The Louder" en "Is It It". Het duurt daarna tot 1985 voordat er weer een album verschijnt genaamd "Dancing In The Street". Het blijkt het wachten waard, want dit album levert Petrus de pophit "Going Dancing Down The Street" op en de clubhit "All Right Let's Go" (die overigens exact dezelfde track is als "Let's Go Together” van Change). In 1987 wordt Jacques Fred Petrus onder dubieuze omstandigheden vermoord wat tevens het einde van de Peter Jacques Band betekent.

Freddie James
Freddie James werd geboren in 1965 in Chicago, Illinois. Hij leerde zingen in het kerkkoor en van zijn moeder Geraldine Hunt die in 1980 een grote discohit scoorde met “Can’t Fake The Feeling”. Via zijn moeder kwam Freddie ook in contact met producer en labeleigenaar Tony Green. Freddie James nam in 1979 op 14-jarige leeftijd "Get Up And Boogie" op die meteen een discohit werd in de clubs. Daarna volgde "Hollywood" en "Crazy Disco Music" die beiden ook redelijk scoorden in de clubs. Zijn tweede album "Sweetness" 1980.deed het minder goed en de enige noemenswaardige single die daarna volgt is "Don't Turn Your Back On Me" (1982). Datzelfde jaar gaat James zich samen met moeder Geraldine bezighouden met de zangcarrière van zus Rosalind Hunt, die met haar groep Cheri in 1982 een behoorlijke hit scoort met de single "Murphy's Law". Freddie en Geraldine schrijven en produceren de single en het bijbehorende album van Cheri, waarna de groep al weer snel ontbonden wordt wegens gebrek aan verder succes. Freddie vervolgt daarna zijn muziekcarrière zonder groot gevolg en gaat daarom sinds de jaren ’90 als stand-up comedian door het leven.

Rick James
Rick James werd in 1948 geboren James Ambrose Johnson Jr. in Buffalo, New York, en was een neef van Melvin Franklin van The Temptations. In Toronto, Canada, richtte hij halverwege de jaren ’60 zijn eerste groep op, the Mynah Birds. Als zijn muziekcarrière zijn leger loopbaan in de weg gaat zitten, verhuist hij naar Engeland waar hij de blues band The Main Line opricht. In 1977 keert hij weer terug naar Amerika waar hij de band Stone City Band opricht, die bekend wordt vanwege hun funk/rock geluid. In 1978 brengt hij met die band op het Motown-label het album “Come Get It” uit, waarvan de nummers "You And I" en "Mary Jane" hits worden. Daarna volgen een aantal redelijk succesvolle albums, maar het duurt tot “Street Songs” (1981) die overigens de dubbelplatina status bereikt, tot hij echt groot succes krijgt. Op dat album staan de hits "Super Freak" en "Give It To Me Baby". Meer succesvolle albums volgen, maar geen van die albums doet het beter dan “Street Songs”. Hits in de jaren ’80 zijn verder nog “Cold Blooded” (1983), “17”, “You Turn Me On” (beiden 1984) en “Glow” (1985). Zijn laatste grote R&B hit is “Loosey’s Rap” (1989) met Roxanne Shante. Naast zijn eigen carrière was hij de drijvende kracht achter de Mary Jane Girls, Teena Marie en de kortstondige muziekcarrière van Eddie Murphy. Vanaf eind jaren ’80 raakt Rick James als drugsgebruiker en wegens geweldpleging regelmatig in de problemen en belandt halverwege de jaren ’90 uiteindelijk zelfs in de gevangenis. In 2004 overlijdt Rick James aan een hartaanval.

Jamiroquai
Jamiroquai is een Engelse funk/soul/disco band met als opvallende voorman zanger en liedjesschrijver Jason "Jay" Kay. Jamiroquai's eerste single "When You Gonna Learn?" werd in 1992 uitgebracht, waarna een jaar later het album “Emergency On Planet Earth” (1993) verscheen. In 1994 volgt het album “The Return Of The Space Cowboy” maar die doet niet zoveel. Hun internationale doorbraak komt in 1996 met het derde album “Travelling Without Moving” waarop de hits "Virtual Insanity" en "Cosmic Girl" terug te vinden zijn. Hun grootste hit tot op heden is "Deeper Underground" (1998), die terug te vinden is op de soundtrack van de film Godzilla. De daaropvolgende single "Canned Heat" (1999) is te horen in twee films. Een volgend album volgt dan in 1999 met de titel “Synkronized”, twee jaar later gevolgd door “A Funk Odyssey” (2001). Die albums leveren echter geen hitsingles meer op voor de groep. Ook het inmiddels zesde album “Dynamite” verkoopt weliswaar goed maar levert geen hitsingles op.

Chas Jankel
Chas Jankel was toetsenist bij de groep Ian Dury And The Blockheads (vooral bekend van hun hit "Sex & Drugs & Rock N' Roll") en schreef samen met Ian Dury de meeste liedjes van die groep gedurende de jaren ’70. Jankel was verantwoordelijk voor het funkgehalte van hun muziek. Daarnaast bracht hij diverse solo-albums uit in de vroege jaren ’80. Hij scoorde een Amerikaanse dance nummer 1 hit met "Glad To Know You"/"3,000,000 Synths"/"Ai No Corrida" (1982), waarvan de laatste een cover was van het bekende nummer van Quincy Jones. Na zijn solocarrière keert Jankel weer terug naar The Blockheads en blijft bij die groep tot ruim na de dood van Ian Dury.

Al Jarreau
Al Jarreau heeft zonder enige twijfel een uniek stemgeluid. In 1975 bracht hij zijn eerste album uit, getiteld “We Got By” welke hem een Duitse Grammy voor Beste  Internationale Nieuwkomer opleverde. Een tweede Duitse Grammy verdiende Al met zijn tweede album “Glow”. In 1977 won hij zijn eerste Amerikaanse Grammy voor Beste Jazz Zanger en zijn tweede met album nummer vier, “All Fly Home” (1978). 1983's “Jarreau” en “High Crime” leverde hem diverse R&B en pophits op. In 1987 kreeg hij een Amerikaanse Grammy-nominatie voor de tune van de TV serie Moonlighting. Daarna volgde een nominatie voor zijn album “So Good”. In 1992 bracht hij het album “Heaven And Earth” uit waarvoor hij zijn inmiddels vijfde Grammy kreeg, ditmaal voor Beste R&B Zanger. Daarmee werd hij één van de weinige artiesten die Grammy’s won in drie verschillende muziekcategorieën, te weten jazz, pop en R&B.

Jets
The Jets was een groep bestaande uit leden van de familie Wolfgramm en waren afkomstig uit Tongo. Ze bestonden uit 17 broers en zussen en zongen pop, R&B en dance. De groep werd opgericht in 1977 door vader en moeder Wolfgramm. In het begin werd de groep gevormd door de oudste 8 kinderen die midden jaren ’80 hits scoorden als “Crush On You”, “You Got It All” (beiden 1985), “Cross My Broken Heart”, “Rocket 2 U” (beiden 1987), “Make It Real” en “Senndin’ All My Love” (beiden 1988). Allen worden Amerikaanse top 10 hits. In de jaren ’90 komen meer familieleden bij de groep en gaan ze gospelmuziek maken.

Carol Jiani
De Nigeriaanse zangeres Uchenna Ikejiani vertrok in de jaren ‘70 naar Canada. De eerste opnames van haar werden uitgebracht onder de naam Montreal featuring Uchenna Ikejiani. De naam Carol Jiani werd in 1980 geïntroduceerd en onder die naam bracht ze de single “Hit And Run Lover” uit met op de b-kant “All The People Of The World”. Het enorme succes van deze plaat leidde in 1981 tot een album waarvan onder andere nog de single “The Woman In Me” getrokken werd maar waarvan de b-kant “Mercy” uiteindelijk meer gedraaid werd. Overigens had Carol Jiani in 1981 ook nog een andere hit: Suzy Q’s “Get On Up And Do It Again” bleek namelijk ook gewoon door Carol Jiani gezongen te zijn. In 1982 kwam daarna het album “Carol Jiani-Ask Me” uit met als hits ”Ask Me” en “X-Rated”.Van latere albums werd alleen het nummer “Touch And Go Lover” nog een redelijke hit.

Jodeci
Jodeci was een Amerikaanse groep van onder andere Cedric "K-Ci" Hailey en Joel "Jo-Jo" Hailey die muziek maakten in de New Jack Swing stijl. De groepsnaam was een combinatie van de namen van de groepsleden Jo-Jo, DeGrate and K-Ci. Jodeci scoorde vooral in Amerika een aantal behoorlijke hitsingles en platina albums. In 1991 brachten ze hun debuutalbum “Forever My Lady” uit, met de daarop onder andere de hits "Forever My Lady" en "Stay". Twee jaar later verschijnt het album “Diary Of A Mad Band” (1993) en in 1995 brengt de groep zijn laatste album “The Show” uit met daarop de hits "Freek'n You" en:"Get On Up". Het succes van Jodeci trok ook andere artiesten aan en zodoende werden onder andere Missy Elliott, Tim "DJ Timmy Tim" Mosley (beter bekend als Timbaland), Melvin "Magoo" Barcliff en Elgin "Ginuwine" Lumpkin ontdekt. Daarnaast werkte de groep samen met K-Ci’s vriendinnetje van toen, Mary J. Blige en rapper Tupac Shakur. De gebroeders Hailey gaan later verder onder de naam K-Ci and Jo-Jo en scoren ook in die hoedanigheid nog een aantal hits, waaronder "All My Life", “Don’t Rush” (beiden 1998), "Tell Me It's Real" (1999) en "Crazy" (2001).

Brothers Johnson
De broers George en Louis Johnson brachten in 1976 als The Brothers Johnson hun debuutalbum “Look Out For #-1” uit na daarvoor geschreven te hebben voor, en getoerd te hebben met onder andere Billy Preston en Quincy Jones. Deze laatste was tevens verantwoordelijk voor de productie van de eerste Brothers Johnson albums. De eerste single “I'll Be Good To You” was in Amerika meteen een hit. Op het debuutalbum stond ook het nummer “Tomorrow” dat veel later op Quincy Jones' “Back On The Block” terecht kwam en alsnog een hitsingle werd. Hun tweede album “Right On Time” (1977) leverde de gebroeders de hit “Strawberry Letter 23” op. In 1978 verscheen “Blam!!” met daarop het funky “Ain't We Funkin' Now” en daarop volgde het laatste door Quincy Jones geproduceerde album “Light Up The Night” die de heren in 1980 nog de wereldhit “Stomp!” opleverde maar tevens de laatste echt grote hit voor The Brothers Johnson was. Ze bleven tot 1988 weliswaar actief albums maken maar zonder veel succes. Wel werkten ze mee aan diverse hitalbums van andere artiesten, zoals Donna Summer, Barbra Streisand, Earl Klugh, Lee Ritenour, The Pointer Sisters, Michael Jackson and Aretha Franklin.

France Joli
France Joli wordt in 1963 geboren in Canada en ontdekt door producer en labeleigenaar Tony Green. In 1978 begint ze op 16-jarige leeftijd aan haar eerste album waaraan naast Tony Green ook Denis LePage (bekend van Lime) meewerkt. Een jaar later komt het album uit en de single "Come To Me" wordt een wereldwijde hit. Daarna volgt het album "Tonight" die slechts clubhits oplevert voor France, waarna "NOW!" (1982) weer een grote hit genereert in de vorm van het nummer "Gonna Get Over You". Latere albums, zoals "Attitude" (1983) en "Witch Of Love" (1985), doen weinig maar in 1996 komt ze even terug met de single "Touch" die het redelijk doet in de Amerikaanse clubs.

Jones Girls
De zusters Shirley, Brenda en Valerie Jones, oftewel The Jones Girls, zongen in hun beginjaren (eind jaren ’60) als openingsact voor onder andere The Four Tops en Little Richard. The Jones Girls waren aan het begin van hun carrière veelgevraagde sessiemuzikanten die meezongen op platen van anderen. Hun debuutsingle “Don't Love Me No More" namen ze in 1973 op, zonder veel resultaat. Hetzelfde gold voor de opvolger daarvan ("Will You Be There") maar de schrijver daarvan, Gil Askey, zorgde er wel voor dat The Jones Girls als achtergrondzangeressen gingen werken tijdens een toer van Diana Ross. Dit leidt uiteindelijk tot het album"The Jones Girls" (1979) met daarop de hit "You're Gonna Make Me Love Somebody Else". Daarna volgt in 1980 het album "At Peace With Woman" en in 1982 "Get As Much Love As You Can" met daarop de hit "Nights Over Egypt" (met Grover Washington Jr.). Daarna volgen tot diep in de jaren ’90 nog diverse albums, echter zonder veel resultaat.

Glenn Jones
Ook Glenn Jones startte zijn zangcarrière in het kerkkoor. In zijn jonge jaren zong hij vooral gospelmuziek bij diverse gspelgroepen. Eind jaren ’70 wordt hij ontdekt door producer Norman Connors, die hem laat meedoen op Connors’ album “Take It To The Limit (1980) en hem zodoende in de richting van de R&B muziek stuurt.  In 1983 brengt Glenn Jones een mini-album uit met daarop zijn eerste hitsingle "I Am Somebody." Zijn volgende album “Finesse”, dat werd geproduceerd door Leon Sylvers, bezorgt hem zijn eerste echte hit met "Show Me". In 1987 scoort hij zijn grootste hit met "We've Only Just Begun" en heeft twee jaar daarna nog behoorlijke succes met het nummer "Stay". Eén van zijn laatste albums, "Here I Am", verschijnt in 1989. Tien jaar daarna komt hij nog terug met het album “It’s Time” maar dat comeback-album doet maar weinig.

Grace Jones
Grace Jones wordt in 1952 in Jamaica geboren als Grace Mendoza en verhuist als tiener met haar familie naar Amerika (New York). Haar professionele carrière begint als ze werk krijgt als model in Parijs voor Vogue en Elle. In 1973 speelt ze een rol in de film Gordon's War en in 1975 in de Franse comedy Let's Make A Dirty Movie. Grace Jones wordt bij terugkomst in New York al gauw de lieveling van het Amerikaanse discopubliek en in 1976 besluit ze zangeres te worden. Ze werkt met remixer Tom Moulton  aan haar eerste album die daarvoor hulp inroept van Vincent Montana. De eerste 12 inch single van haar debuutalbum "Portfolio" (1977), getiteld "I Need A Man", wordt meteen een hit en, vooral in Europa, doet ook de cover van Édith Piaf's “La Vie En Rose” het goed. Ook voor haar tweede album "Fame" zorgt Tom Moulton ervoor dat alleen de beste artiesten aan het album meewerken. Daarna volgt het album "Muse" (1979) zonder veel resultaat hetgeen tevens leidt tot het afscheid van Tom Moulton en de discomuziek. In 1980 verandert ze haar geluid op het album "Warm Leatherette" richting de dan populaire new-wave muziek, dat haar de hits "Love Is The Drug", "Warm Leatherette" en “I’ve Seen That Face Before” oplevert. Daarna volgt "Nightclubbing" met haar grootste Amerikaanse hit "Pull Up To The Bumper", waarvan op BeatFM ook de speciale Disconet remix te horen is. 1982 brengt het reggae getinte album "Living My Life" met daarop de hitsingle "Nipple To The Bottle". Grace krijgt een jaar later een  Grammy-nominatie voor haar video "A One Man Show". Ook haar acteercarrière ontwikkelt zich gewoon door met in 1984 als hoogtepunt een rol in de Arnold Schwarzenegger film Conan The Destroyer en in 1985 in de James Bond film A View To A Kill. Haar eerstvolgende album "Slave To The Rhythm" wordt geproduceerd door Trevor Horn van de Art Of Noise die haar wederom een wereldhit oplevert met de gelijknamige albumtrack. Haar door Nile Rodgers produceerde album "Inside Story" (1986) levert de hits "I'm Not Perfect (But I'm Perfect For You)" en "Victor Should Have Been A Jazz Musician" op. In 1989 brengt Jones haar laatste album "Bulletproof Heart" uit met beperkt succes in de vorm van de single "Love On Top Of Love".

Oran "Juice" Jones
Oran "Juice" Jones werd geboren in 1959 in Houston, Texas. Hij was de eerste R&B-artiest die platen uitbracht op het tot dan toe op hip-hop muziek gerichte Def Jam label. Zijn hit "The Rain" ban zijn debuutalbum “Juice werd in 1986 een enorme internationale hit. Van datzelfde album doet ook het nummer “Curiosity” het nog redelijk. Ook heeft hij nog een bescheiden hit in Amerika met een duet met Alyson Williams, getiteld "How To Love Again".

Quincy Jones
In zijn meer dan 50-jarige aanwezigheid in de entertainment industrie heeft Quincy Jones meer dan 25 Grammy Award-nominaties en meer dan 7 Grammy Awards gewonnen en daarnaast een Grammy Legend Award in 1991. Hij is bekend als jazzmuzikant, arrangeur en producer. Quincy Jones werd geboren in 1933 in Chicago en stopte begin jaren ’50 met studeren om als trompettist te gaan toeren met Lionel Hampton. Ondertussen bleek hij ook talent voor arrangeren te hebben en werkte als zodanig met Sarah Vaughan, Count Basie, Duke Ellington en Ray Charles. In 1956 begint Jones zijn eigen band en toert daarmee door Amerika en Europa. In de jaren ’60 werkt hij met artiesten als Frank Sinatra, Ella Fitzgerald, Peggy Lee en Dinah Washington en brengt daarnaast zelf diverse platen uit. Als persoonlijke hoogtepunten gelden de albums “Body Heat” (1974), “The Dude” (1981) en “Back In The Block” (1989). Meest opvallende albums die hij produceert voor anderen zijn onder andere de miljoenen exemplaren verkopende albums “Off the Wall” (1979), “Thriller” (1982) en “Bad” (1987) voor Michael Jackson en “L.A. Is My Lady” (1984) van Frank Sinatra.

Juicy
Nadat de groep Juicy met producer Eumir Deodato in zee ging, kregen ze een platendeal en brachten in 1982 hun debuutalbum “Juicy” uit. Daarna scoren ze een clubhit met “Beat Street Strut” (1984) van de filmsoundtrack van Beat Street. Ook schrijven ze nummers voor Deodato's “Motion”-album en nemen in 1985 het album “It Takes Two” op, waarop de clubhit “Sugar Free” (1986) terug te vinden is. Ook het nummer “Nobody But You” doet het redelijk in de Amerikaanse R&B hitlijst van dat jaar. Als laatste verschijnt in 1987 het album “Spread The Love” met de hit “After Loving You”. Aan dat album werken ook Chaka Khan en Cindy Mizelle mee.

Patrick Juvet
Patrick Juvet wordt in 1950 geboren in Zwitserland. Op 18-jarige leeftijd gaat hij in Duitsland als fotomodel werken en als hij 20 is verhuist hij naar Parijs. Daar komt hij de Franse producer Eddy Barclay tegen waarmee hij in 1971 "Romantiques Pas Morts" opneemt, echter zonder veel resultaat. Ondertussen schrijft Juvet de discohit "Le Lundi Au Soleil" voor de in Frankrijk populaire Claude François en heeft al snel daarna ook zelf hitparadesucces met de single "La Musica". Opvolgers daarvan blijken ook enorme Franse hits en hij doet in 1973 mee aan het Eurovisie Songfestival met "Je Vais Me Marier, Marie". Patrick Juvet is tegen die tijd een tienerster in Frankrijk maar raakt daarop uitgekeken en gaat samenwerken met synthesizerwizard Jean-Michel Jarre waarmee hij het glamrock album "Love" opneemt. Ook opvolgers van dat album doen het goed in Frankrijk maar hij breekt pas in 1978 door in Amerika met het discoalbum "I Love America". De gelijknamige single en de opvolger daarvan, "Got A Feeling", doen het goed in Amerika en "I Love America" levert hem een nummer 1 hit op in diverse andere landen. Daarna volgt het aanmerkelijk minder succesvolle "Lady Night" met de single "Lady Night"/"Swiss Kiss". Latere inspanningen leveren de zanger geen noemenswaardige resultaten meer op.